We wonen hier midden in het bos op een heel oud landgoed. Dat nodigt uit tot romantische bespiegelingen. En tot het zien en horen van dingen die je ook op een andere manier uit kunt leggen. Zo was ik er vanmorgen vroeg van overtuigd dat er booswichten en onverlaten bezig waren onze tractoren te stelen. Ik hoorde steeds metaalachtige geluiden uit de richting van de trekkerloods komen en de natuur maakt geen metaalachtige geluiden, dus moesten het schurken zijn. Het was bovendien mistig.
Gewapend met alleen het zakmes waarmee ik net m'n appeltje had geschild sloop ik het bos door, geen idee wat ik zou doen als ik de schooiers zou betrappen. Iets krachtigs roepen in het Frans, ofzo. Het landgoed was verder nog in diepe rust, want zo vroeg. En ik ging geen medebewoners wakker maken natuurlijk, want stel je voor dat het vals alarm was.
Hoe dichter ik in de buurt van de trekkerloods kwam hoe duidelijker het werd dat er met zekere regelmaat ergens op geslagen werd. Ik klapte ook het kleine nagelschoonmaakmesje uit: mij maakten ze niet bang!
Bij de trekkerloods bleek echter niemand te zien. Ook geen hele kleine mannetjes of half doorzichtige wezentjes met vleugels. En het metaalgeluid bleek veroorzaakt te worden door vallende eikels (die vruchtjes) die om onverklaarbare reden vanochtend opeens massaal het luchtruim kozen. Het zal wel iets met de mist te maken hebben gehad.
Zo makkelijk is het dus om dingen te zien of horen die je ook op een andere manier uit kunt leggen. Het is hier trouwens nog lang niet zo erg als vorig jaar in Val Sinestra. Op één of andere manier voelt het hier vriendelijk aan. Op welk moment van dag of nacht ik hier ook ben, het voelt hier veilig en vreedzaam. Dat geldt zowel voor het donkere bos als de grote zolder.
Dat kan komen omdat we bewaakt worden door onze totem. Hij heet Ullr en staat op een mooie plek tevreden te wezen. Vooral omdat hij door de koning in een weldoordacht nieuw verfjasje is gestoken.
Ullr trekt alle kwade geesten uit het bos aan en bindt ze dan, zodat wij er geen last van hebben. Wat mij betreft prima. Hij wordt er een beetje bij geholpen door Otto, die een laatste rustplaats heeft gevonden in de armen van Ullr. Otto is de Surinaamse kok die hier jarenlang de scepter over de keuken heeft gezwaaid. De kwaliteit van zijn maaltijden werd ruimschoots goedgemaakt door zijn onstuimig karakter, begrijp ik uit de verhalen. Otto is gecremeerd en zijn as hangt in een mooie zak aan de hand van Ullr. En omdat Ullr gerestaureerd werd, heeft Otto een nieuwe zak gekregen. Helaas kon hij niet terug aan Ullr zolang Ullr nat was, dus zwerft Otto een beetje rond in z'n nieuwe zak. Nu geloof ik dat Otto ook in het leven al een beetje een zwerver was.
Ik kan me voorstellen dat de combinatie Ullr en Otto iedere boosaardige gnoom te veel is. Otto kon met enkele welgemikte woorden drie meisjes in tranen z'n keuken uit jagen, dus wat is dan nog een gnoom. En Ullr vind ik zelf ook wel een beetje evil. Hij lacht wel, maar z'n ogen kloppen er niet bij.
Genoeg geestelijk leven hier dus. Want we hebben natuurlijk ook nog Maria-met-het-onbevlekte-hoofd, bovenin de kapel. Er zijn dan ook meerdere groepen per jaar die hier de spiritualiteit komen proeven. Het hoogtepunt waren voor mij de kabouterzoekers.
'Kabouterzoeker' is natuurlijk een laag bij de grondse term die ik verzonnen heb voor deze mensen en die de lading in het geheel niet dekt, maar het geeft wel kort en krachtig weer waar ze mee bezig waren. Uiterlijk zag het er een beetje vreemd uit. Stel je een groep mensen voor in een halve cirkel opgesteld, die allemaal gebaren maken of ze het verkeer aan het regelen zijn op een druk kruispunt. En elk op z'n eigen kruispunt. Dan krijg je een enorm gezwaai en gedraai.
Ik heb geprobeerd te begrijpen hoe het precies in elkaar zat, maar het waren allemaal Fransen en mijn Frans is er in deze Nederlandse kolonie nog niet heel erg op vooruit gegaan. Wat ik er van begrepen heb is dat ze communiceren met natuurwezens en -energieën. Maar dat communiceren moet je weer niet uitleggen als een vrolijk gesprek over hoe het nu is om kabouter te zijn en hoe vaak je nu eigenlijk je baard moet knippen. Het is meer "een soort van voelen van energie".
Ik vind het moeilijk om me in deze mensen te verplaatsen. Waarschijnlijk mis ik wat zintuigen en ben ik te rationeel. Daardoor kan ik de natuurgeesten niet voelen en dat vind ik jammer. De kabouterzoekers komen hier al een aantal jaren en de energie hier is een stuk positiever geworden in de loop van de tijd. Ze vinden zelf dat dat door hun inspanning komt. Dat is natuurlijk moeilijk te controleren, maar het landgoed is er in ieder geval niet slechter op geworden. En het zijn aardige mensen.
Iedereen kan het trouwens leren, het communiceren met de natuurenergie, in een vierdaagse workshop. Kost een paar centen, maar dan kun je ook een soort van kabouterenergie voelen, zeg maar. En bovendien een tijd hier op Sablou wonen. En dat is onbetaalbaar.