zondag 25 augustus 2013

Gaan en komen

Het leven in het hotel wordt bepaald door komen en gaan. Maar misschien geldt dat wel voor het hele leven. Ergens is een thuis en dat verlaten we steeds weer opnieuw om er weer terug te komen.

Hier in de kleine wereld van het dal is mijn gaan en komen beperkt tot de wandelingetjes naar het terras om in de zon zeepstenen dingetjes te maken. Mijn repertoire beperkt zich tot de "kleine letterbakdiertjes" zoals een collega fijntjes opmerkte. Dat is even incasseren voor een groot artiest in wording. Je werk gereduceerd te zien worden tot kitsch van de Blokker, waar vooral vrouwen na de overgang zich mee bezig pleegden te houden. Maar het plezier in het prutsen met een zakmes en een klein stukje zachte steen is er gelukkig niet minder door geworden.



Behalve die uitstapjes naar een plekje in de zon ga ik ook nog wel eens de deur uit om een berg op te lopen. Twee weken geleden is dat op een mooie manier gelukt. Ik had in de afgelopen jaren dat ik hier te gast was al twee keer geprobeerd de top van de Muttler te bereiken. Dat is de hoogste berg van de nabije omgeving en dat daagt uit. Ongeveer 2 kilometer hoger dan de beek hier bij het hotel. De twee vorige keren moest ik omkeren voor ik de top had bereikt.
Nu gingen we het proberen met een groepje van vier. Meestal vind ik een berg op lopen fijn in m'n eentje. Geen overbodig geklets, behalve dan het eeuwige stemmetje in mijn eigen hoofd dat alles dat ik zie in woorden herhaalt ("een koe") en daarnaast een meestal lullig liedje dat zich in een oneindige lus afspeelt. Eén keer was dat "Gek hè, het gaat maar niet over", wat een bijzonder goed passende titel is voor zo'n liedje.

Nu waren we met z'n vieren en dat was heel erg leuk. Behalve dat we buiten adem waren, zware benen kregen en veel rookpauzes namen, hebben we veel gelachen. En dat is iets dat ik in mijn eentje op de berg meestal niet doe. De alpenkoeien mochten er eens wat van gaan denken als je schaterend de berg op wandelt. Zwitserland is een land van goede organisatie en beperkte emoties, tenslotte.

Het laatste stukje berg was het mooist. Overvallen door een dikke wolk misten we de route en kwamen in hagel en sneeuw op een flank terecht, met voor ons een kloof en achter ons de roemloze terugtocht. Zulke koude dikke handen dat ik mijn broekspijpen niet meer aan kon ritsen en ook nog honger. Als treurige vogeltjes zaten we op één van de kleine rotsplekjes die niet meteen het dal in schoven, met speekselloze monden droge bruine boterhammen naar binnen te malen.
Een stukje terugklauteren en toch een alternatief, steil omhoog, handje voor voetje, een beetje naar links. En dan waait opeens de wolk weg, begint de zon te schijnen en loopt er een kabel die ons naar de top brengt. En om daar dan te staan, met de wereld aan je voeten en je maatjes om je heen, eerst schreeuwend van blijheid en daarna allemaal stil en ontroerd. Hoe dat voelt, dat kan ik niet opschrijven.

Hoewel mijn gaan en komen hier dus beperkt is, is het verder aan de orde van de dag. Gasten komen en gaan zo snel dat je ze nauwelijks meer opmerkt. Als je een leuk gesprek hebt met een gast en je wil daar later nog eens op terugkomen, is de gast meestal alweer met de bus terug naar Nederland.


De zomer is ook overduidelijk aan het vertrekken. De temperatuur komt niet meer boven de 15 graden en vannacht is er verse sneeuw gevallen op de WC-berg. Gelukkig duren grijze en sombere periodes hier niet lang, dus is er nog gelegenheid genoeg om een letterbakdiertje te knutselen in de zon of een berg op te lopen.

De vakantieperiode is afgelopen en nu beginnen ook de collega's te verdwijnen. De familie dunt uit, met iedere bus vertrekken er weer een paar. En ze laten allemaal een klein gaatje in mijn hart achter, dat maar langzaam weer vult. Nog twee maanden en dan ben ik zelf zo'n vertrekker en zal ik een handjevol vrienden achterlaten in een stil hotel. Maar voorlopig blijf ik nog even genieten van de bergen, de stilte, de frisheid, de zon en het gezelschap.