maandag 28 oktober 2013

Afdalen

Het hotel is leeg en donker. Zoals het was toen ik hier kwam, is het nu weer. Geen gasten meer en nog maar 6 mensen aan de eettafel. Het kringetje is rond en het is tijd om weer af te gaan dalen. In de komende 5 dagen rij ik op m'n gemak terug naar Nederland, waar de storm de pannen van het dak blaast en de premier als enige in de wereld niet wordt afgeluisterd door de Amerikanen. Eens zien hoe het met Feyenoord gaat en met de lieve mensen die ik weer ga zien en spreken.



Ik verlaat het donkere dal (de zon gaat hier tegenwoordig al om 12 uur 's middags onder of liever gezegd "achter de berg") met gemengde gevoelens. Ik ben blij dat ik me weer in de grote wijde wereld mag gaan begeven. De gesprekken hier begonnen toch steeds meer te gaan over de kwaliteit van het eten en de gasten. Wat er verder in de wereld gebeurt dringt hier nauwelijks door.
Ook het bedienen van de afwasmachine en het inschenken van drankjes heb ik voorlopig wel weer even gehad. Mijn hoofd wil weer een beetje uitdaging, iets om de neuronen voor wakker te maken.
Maar ik zal ongetwijfeld na twee dagen het geluid van de eeuwig ruisende beek gaan missen en het uitzicht op de WC-berg. En natuurlijk mijn collega-familie, waarvan er gelukkig eentje met me mee terug naar Nederland rijdt.

De komende weken ga ik wennen aan mijn eigen huis en Jop helpen om te verhuizen naar zijn nieuwe huis. En langzamerhand zal dan duidelijk worden of ik half december weer terug kom in het dan besneeuwde Val Sinestra. Ik ben welkom, maar of werk en financieën toelaten dat ik weer een aantal weken vertrek, weet ik nog niet.

Bij het vertrekken uit Zwitserland hoort onvermijdelijk "wisselen". Bij een bank lever je je Zwitserse bankbiljetten in en daar krijg je dan Euro's voor terug. Je krijgt er minder voor terug dan je moest betalen toen je ze kocht. Dat is raar. Als ik een broek koop en ik breng hem terug naar de winkel, krijg ik mijn geld gewoon terug. Bij de bank houden ze een deel van het geld zelf. En toch accepteren we dat met z'n allen.
Ik ben eens gaan rekenen. Als ik met 1000 zwitserse frank naar een bank ga en er euro's voor koop en dan die euro's weer terug geef om mijn zwitserse franken terug te krijgen, dan krijg ik nog maar 835 zwitserse frank terug. Dat betekent dat de bank 16,5 % van het geld zelf houdt. Dat is veel geld en een hoog percentage, vind ik, voor een beetje ruilen. Ze doen er verder niets voor: niemand die zich achter een lopende band in het zweet staat te werken.
Maar niet zeuren, kaaskop. De tijd dat banken "graaiers" waren ligt al lang achter ons. Dit is "eerlijk zaken doen".





Hoe het verder met de kaaskoppen-stukjes gaat weet ik eigenlijk ook nog niet. Ik zal jullie via Facebook op de hoogte houden van de ontwikkelingen en als je je mailadres hebt ingevuld, lees je automatisch in je mail wat ik heb geschreven. Wie weet komt er rond de kerst een "Skieënde kaaskop" editie uit.
Voorlopig wordt het even stil. Ik verlaat morgen met een beetje spijt dit prachtige dal, waar ik geweldige maanden heb gehad en waar de bomen de kleur krijgen van jonge kaas.


Bedankt voor jullie aandacht en alle hartverwarmende reacties. En tenslotte vind ik dat Zwarte Piet moet blijven en alle Zeurpieten in de zak moeten.


donderdag 17 oktober 2013

Plaatjes vullen gaatjes

De kaaskop heeft het druk, dat had ik vorige keer al geschreven. Dus stel ik mijn vaste lezers enigszins teleur en sla ik deze week over. Om het leed enigszins te verzachten een paar mooie herfstplaatjes. Volgende week (voorlopig) de laatste kaaskop.










vrijdag 11 oktober 2013

Extra editie: Sneeuw!

Het is vandaag 11 oktober en de herfst is nog maar 3 weken oud. En hier is het winter.

De Zwitserse treinen hebben geen noemenswaardige vertraging en ook de bus rijdt onverstoorbaar zijn dienstregeling.
In het hotel valt zo nu en dan de electriciteit weg, wat niet opschiet als je met een computer moet werken, maar het uitzicht maakt veel goed.

De foto's spreken voor zich.





Sneeuwpoppen zijn zooo 2012...
Herfst en winter tegelijk


dinsdag 8 oktober 2013

Druk

Het is niet het favoriete seizoen van deze kaaskop, de herfst. Hier tussen de bergen wordt het landschap er eigenlijk alleen maar mooier op, maar de dagen worden ook hier korter en de temperatuur daalt. Voor a.s. donderdag wordt 20 cm sneeuw verwacht.
En het einde komt in zicht, onvermijdelijk. Op dit moment zitten we weer in een relatief drukke periode met een grote groep senioren. Daarna nog twee weken herfstvakantiegasten en dan sluit het hotel.
De vorige weken waren rustig, afgezien van de feesten in het weekend. Het valt niet mee om precies de juiste hoeveelheid personeel te hebben bij zo'n sterk wisselend aanbod aan gasten. Gelukkig (voor het hotelmanagement) hebben de meeste collega's een zeer flexibel contract. Minder gasten betekent minder werken, maar dan ook minder verdienen. En sowieso zijn er na het hoogsezoen al de nodige collega's vertrokken.
Al met al zitten we nu in een periode met een redelijke hoeveelheid gasten en wat weinig personeel. Dat betekent dat we allemaal net iets efficiënter moeten werken om het allemaal te laten draaien.




Meestal loopt dat prima, maar helaas gaat er ook wel eens iets niet goed. De hoeveelheid eten wordt bijvoorbeeld wel eens verkeerd ingeschat door de koks (dat gebeurt vooral als er patat op het menu staat, zelfs als de meeste gasten senioren zijn) en dan blijkt dat het eten op is, terwijl er nog hongerige gasten zijn.
Dan treedt iets op dat volgens een gewaardeerde collega van mij "attributie" heet. In gewone taal betekent dat: neem je zelf de verantwoordelijkheid voor een missertje of leg je de schuld bij een ander. In dit geval vond de keuken dat de buffetbuffels op tijd hadden moeten constateren dat er niet genoeg eten was. De buffeltjes redeneerden dat zij te veel heen en weer moesten rennen om te kunnen zien hoeveel mensen er hadden opgeschept en hoeveel er nog moesten komen.
Tijdens de grote feesten die ik al eerder beschreef gaat ook wel eens wat mis, natuurlijk. Maar gek genoeg leidt dat bijna nooit tot wijzende vingers. En volgens mij komt dat doordat we bij de feesten als een team werken. Met z'n allen verantwoordelijk voor het geheel. In de "gewone" hotelroutine zijn de verantwoordelijkheden verdeeld over verschillende groepen: keukenprinsen en buffetbuffels. En dan wordt het bij een foutje al snel keukenprinsen tegenover buffetbuffels. Dat is zo sterk dat een stel (hij is keukenprins en zij buffetbuffel) zelfs een relationele dip accepteerde uit solidariteit met de groep waartoe ze horen. Gelukkig was het een korte dip en is de relatie zowel tussen de twee geliefden als tussen prinsen en buffels weer als vanouds.




De laatste loodjes brengen bijna onvermijdelijk hogere werkdruk met zich mee. Alle klusjes waarvan ik dacht "die doe ik nog wel een keer" moeten nu in de laatste drie weken gerealiseerd worden. Dat betekent overdag programmeren en IT-klussen en 's avonds achter de bar. Dat klinkt misschien zieliger dan het is. De afgelopen zomermaanden ben ik wekenlang gespaard en hoefde ik helemaal geen bardiensten te doen, dus het is niet meer dan redelijk dat ik dat nu inhaal.
Het blijft wel een kunst om niet helemaal in het werk te verzinken. Ik ben hier tenslotte in één van de mooiste omgevingen van de wereld en de herftskleuren lokken van alle kanten. Dus ondanks de werkdruk ga ik morgen weer eens lekker de bergen in.

Intussen zijn ook de afspraken gemaakt over mijn "ontslag". Het komt er op neer dat ik begin november weer in Nederland ben, na een terugreis met de oude camper via wat omwegen. Ik hoop jullie dan allemaal snel weer te zien.

Ik ga weer naar mijn gasten, ze krijgen dorst.

dinsdag 1 oktober 2013

Feest

Het begrip Feest wordt over het algemeen gekoppeld aan ontspannen, veel mensen, lekker eten en drinken, muziek, dansen en al dan niet goede gesprekken. Als je achter de schermen werkt aan het mogelijk maken van een feest, komen er opeens andere associaties boven. Lichte stress, flink doorwerken, kleine uurtjes en vooral veel bestek afdrogen.

De maand september is het hier altijd wat minder druk met reguliere gasten. De zomer is voorbij, het vakantiegeld op en niet veel mensen gaan dan meteen weer op stap. In het hotel is september daarom feestmaand. Alle weekenden zijn gevuld met bruiloften of verjaarspartijen of zoals afgelopen weekend, een groot bal. Er komen dan rond de honderd mensen hier het donkere dal in om een grote feestelijke gebeurtenis te vieren, met één of meer overnachtingen eraan gekoppeld en een dagje wandelen in de bergen er tussendoor. De salsa oefenende gasten van vorige week hoorden bijvoorbeeld bij zo'n groep.


Deze feestgasten hebben meestal iets andere verwachtingen van hun verblijf hier dan de reguliere gasten die met de bus uit Nederland komen. Ze komen bijna allemaal met een eigen auto, die ze liever voor de stoep van het hotel parkeren dan op de parkeerplaats beneden bij de beek. Dat het dan lastig wordt voor brandweer of hulpdiensten om het hotel te bereiken ontgaat je natuurlijk als je in de feeststemming bent en bordjes die je er op wijzen dat je niet mag parkeren...Ach, er zijn zo veel bordjes in de wereld en de belangrijkste zijn toch die voor je staan op tafel, als je aan het feesten bent.
Ook het drankgebruik is anders. Een wijnsoort die normaal gesproken nauwelijks wordt gedronken blijkt opeens razend populair onder de feestvierders of één van de trendsetters op het feest drinkt wodka, waardoor de wodkavoorraad in één avond is uitgeput, tot grote teleurstelling van de trendvolgers. En we kunnen hier nu eenmaal niet even gaan buurten bij de kroeg in de straat om een kratje wodka te lenen. Op is op, tot de drankleverancier de 5 km kronkelweg het dal in heeft getrotseerd om nieuwe kratten en vaten af te leveren.

Ieder feest heeft een strak draaiboek voor de keukenprinsen, de buffetbuffels, de afwasapen en de Stubestieren. Vaak begint het al één of twee dagen van tevoren met het verbouwen en decoreren van de eetzaal en de salon. En het nog eens extra controleren van servies en bestek en vooral het poleren der glazen. Dat laatste houdt in dat je schone glazen nog eens extra tegen het licht houdt (letterlijk) en met waterdamp en een pluisvrije doek de ongerechtigheden er vanaf wrijft. En zoals voor alle schoonmaakwerkzaamheden geldt ook hier: als je klaar bent kun je weer opnieuw beginnen, want na de prosecco komt de wijn en na het ene feest volgt al snel weer het volgende.

Alle voorbereidingen komen tot hun hoogtepunt bij het diner. De koks hebben de hele dag hun best gedaan om het eten voor al die mensen op de juiste tijd klaar te hebben. De mensen die moeten serveren staan zich warm te trappelen in hun zwarte broek en blouse, met stijlvolle zwarte sloof met krijtstreep. Het aperitief is geserveerd en afgeruimd, de gasten zitten aan mooi gedekte tafels, de kandelaars zijn aangestoken en het licht is sfeervol gedempt. En dan slaat het noodlot toe. Iemand  begint te speechen.
Nu is dat al geen pretje als je aan tafel zit te knorren om je voorgerecht, maar achter de coulissen heeft dit grote gevolgen. De koks moeten noodgrepen toepassen om alles warm te houden, maar toch niet doodgekookt. En het bedienend personeel wacht en verveelt zich, wat meestal leidt tot grote meligheid. Dezelfde wedstrijdspanning als bij de schoolmusical wanneer je het toneel op moet maar nu nog even niet. Onaangekondigde speechers zijn niet populair achter de schermen.

Maar dan klinkt het startschot en wordt eten uitgeserveerd en wijn geschonken, wat leidt tot druk bewegend mensen en bergen afwas. Voorgerecht, hoofdgerecht, dessert: honderden borden, kommetjes, glazen en vooral veel bestek. Bestek is voor de afwassers slecht nieuws. Waar borden meestal uit zichzelf droogwaaien nadat ze uit de hete afwasmachine komen, moet bestek met de theedoek worden afgedroogd, omdat er anders vlekken op komen. En waar onze reguliere gasten zo lief zijn om te helpen met afdrogen, doen feestgangers dat uiteraard niet. Feesten is dus veel bestek afdrogen.



Als de afwas gedaan is en het eten achter de rug, vertrekt meestal het grootste deel van het personeel naar hun kamer of een verdiend glas bier. En dan blijven er nog twee mensen over die de bar beheren, terwijl het feest voortduurt en mensen vrolijk dansen en drinken en helemaal niet denken aan naar bed gaan. En zo wordt het 2 of 3 of 4 uur voor de laatste gasten naar hun bedje zijn gestommeld en de laatste glazen gespoeld worden. Het ontbijt voor de volgende ochtend wordt voorbereid, de Stube wordt schoongemaakt en het licht gaat uit.

Het was een mooi feest en dat blijkt meestal uit het bedankbriefje dat door het feestvarken wordt achtergelaten, met complimenten voor de organisatie, het eten en de bediening.
Dus mocht je nog eens iets moois te vieren hebben en zijn je gasten niet te beroerd om naar Zwitserland te komen rijden (eventueel sturen we een bus om ze op te halen), denk dan aan dit prachtige hotel in het linkerdal.

woensdag 25 september 2013

Vrienden

De Stube is leeg. Totaal verlaten op de barman na, die een blogje aan het schrijven is. In de aangrenzende serre is een groep Duitsers salsa-les aan het krijgen, wat vooralsnog resulteert in het massaal scanderen van "eins, zwei, drei, funf, sechs, sieben". De oplettende lezer zal opmerken dat vier wordt overgeslagen, maar laten we daar niet te moeilijk over doen.


Het is voor het eerst in mijn carrière dat de Stube zo leeg is. Al mijn collega's zijn op hun kamer aan het slapen, lezen of romantisch aan het dineren. Dat is al eerder gebeurd, maar er was altijd een uitzondering. Een van de inwonende koks zorgde er voor dat er in ieder geval altijd gezelschap was. Hij dronk rustig zijn glaasjes wijn, rookte zijn sigaretten en kuierde rond. Ook 's ochtends als ik naar buiten ging met mijn mok koffie voor een ochtendblik op de WC-berg, was hij altijd paraat. We zeiden niet veel bijzonders tegen elkaar: een praatje over het weer, wat we die dag gingen doen en soms wisselden we wat verhalen uit over wat we in ons leven hadden meegemaakt.
De kok is afgelopen weekend afgereisd met de bus naar Nederland. En toen ik vanmorgen op mijn bankje met mijn mok koffie zat, miste ik het geknerp achter me van het grind onder zijn voetstappen. Een verdwenen vriend, dacht ik.

Maar tegelijkertijd is het raar dat ik over iemand van wie ik zo weinig weet denk als een vriend. Vrienden delen toch lief en leed met elkaar, nemen elkaar in vertrouwen, huilen bij elkaar uit en worden samen dronken. Blijkbaar is dat allemaal niet per sé nodig. Iemand kan een vriend worden omdat hij een vriendelijke uitstraling heeft, je aan hem gewend bent geraakt en je vertrouwd voelt bij hem.
Het leven hier in een kleine gemeenschap met wisselende personen maakt de definitie van 'vriend' al helemaal wazig. Een andere collega heeft me pas onomwonden zijn kritische visie gegeven op mijn handelen. Onder een glas bier en met respect. Ook al raakte zijn kritiek me, toch zie ik hem als een vriend. Niet omdat we lief en leed met elkaar delen, maar omdat er moed en betrokkenheid voor nodig is om iemand recht voor z'n raap kritiek te geven. Omdat we hier tot elkaars gezelschap veroordeeld zijn, zijn we over het algemeen wat voorzichtig met kritiek op elkaar. Een verstoorde relatie tussen twee personen kan de harmonie binnen de 'familie' ernstig verstoren.


De Nederlanders die hier in het hotel wonen, soms al jaren lang, hebben over het algemeen niet veel Zwitserse vrienden. Het hotel ligt 5 km van de bewoonde wereld en de aanwezigheid van zoveel Nederlandse collega's moedigt het niet aan om in het nabijgelegen dorp vriendschappen aan te knopen. Het is zoveel makkelijker om iets leuks te doen met een collega. Maar er is ook iets in de Zwitserse mentaliteit dat het moeilijk maakt om 'dichterbij' te komen. Het kan aan de streek liggen: Graubünden is een vrij geisoleerd en ongerept gebied, misschien wel te vergelijken met Schotland. Dat kweekt mensen die op zichzelf aangewezen zijn en buitenstaanders met reserve tegemoet treden. Maar ik heb ook gehoord van Nederlanders die jarenlang in het vlakkere deel van Zwitserland gewoond hebben en ook daar weinig vrienden aan hebben overgehouden.

Nu het einde van mijn verblijf hier in zicht komt, ben ik benieuwd hoeveel vrienden er overblijven als ik straks weer gewoon langs het kanaal in Utrecht woon.


 Verder is het leven hier nog steeds heerlijk. Het aantal gasten zit wel een beetje in een dip, zo in de periode tussen zomer- en herfstvakantie in, maar het weer is na een paar sneeuwbuien weer geweldig opgeklaard, zodat de T-shirts en korte broeken nog steeds mee naar buiten mogen. Aan de lengte van de dagen is wel te merken dat we de herfst in zijn gegaan. Om een uur of drie verdwijnt de zon al achter de bergen achter het hotel.
Omdat er steeds minder personeel overblijft mag ik weer wat vaker achter de bar in plaats van achter de computer. Dus als je er nog een weekje tussenuit wilt in oktober: kom een biertje bij me drinken! Op http://www.sinestra.ch/aanbiedingen zie je dat dat een stuk minder kost dan normaal. En de herfstkleuren hier in het dal....kijk zelf maar.

dinsdag 17 september 2013

Vakantie

Het leven in Val Sinestra lijkt soms erg op een vakantie van een half jaar. OK, soms sluit ik mezelf urenlang op in mijn kamer om aan een computerprogramma te werken of sta ik een avond lang de afwasmachine te bedienen, maar vaak is er tijd over om een bergje op te lopen of lekker in de zon te zitten. Inmiddels heb ik ook een nacht gekampeerd boven op een subtop. Het is wel een aparte sport om met je tent, slaapzak, matjes en kookgerei een paar uur lang naar boven te lopen, maar wat je er voor terugkrijgt is de moeite waard. Een grasveldje op grote hoogte, met een waterbak en een plekje om een vuurtje te maken: wat wil een mens nog meer. De stilte en afzondering is geweldig en ik nam er de vliegen graag bij als noodzakelijk kwaad. 's Nachts is het wel erg koud boven op de berg, maar zodra de zon 's ochtends weer scheen was dat leed ook geleden.

Podere Cerale

Nu is de zomer duidelijk op z'n einde aan het lopen in ons dal. De temperatuur komt niet meer boven de 15 graden en de zon staat hoe langer hoe korter aan de hemel. Nog net tijd om één nachtje te kamperen voor de herfst echt zou toeslaan. Er was nog een mooi dal dat lag te wachten op een nachtje bewoning en twee vrije dagen voor mij en een collega die samenvielen, dus de plannen waren snel gemaakt. Alleen jammer dat het weerbericht wat tegenviel. Regen zou er komen en 's nachts zou het op de hoogte waar we zouden kamperen net een graadje vriezen. Dat was toch wel een beetje een domper: geen kampvuurtje, een te koude nacht en 's ochtends natte spullen op je rug hijsen. Niet echt vakantie, maar we zouden doorzetten.
Een dag voor we zouden vertrekken kwam het nieuwe rooster uit en het bleek dat de goden naar ons glimlachten. We hadden aansluitend op de twee vrije kampeerdagen allebei nog drie dagen vrij, wat in totaal vijf vrije dagen betekent. En vijf dagen biedt meer mogelijkheden, vooral als je vlak bij de Italiaanse grens woont. Een paar mailtjes naar Podere Cerale, een prachtige hoeve annex hotel in Toscane waar het eten en het uitzicht geweldig zijn. En zo komt het dat ik dit stukje zit te schrijven vanaf deze mooie plek. Onderweg hebben we nog een dag door Florence gelanterfant en gekampeerd waar de auto ons heen bracht. Het is maar goed dat we niet wisten dat je je paspoort mag inleveren als je in Italië wordt betrapt op illegaal kamperen en vuurtje stoken.



Een kleine vakantie om de zomer mee af te sluiten. Vandaag weer terug naar het prachtige dal dat zich op aan het maken is in geel en oranje om de herfst te vieren, dus wat minder tekst en wat meer plaatjes deze week.

Lucca
Florence

dinsdag 10 september 2013

Jagers en vrienden

Het jachtseizoen is begonnen! Nou ja, eigenlijk is het ook alweer afgelopen, want het jachtseizoen verloopt hier in Zwitserland in stukjes en brokjes. De eerste week van september mocht er gejaagd worden op groot wild, wat hier in de omgeving betkent dat gemzen (een soort bergschaap met horentjes), steenbokken (een soort bergschaap met grote horens), herten en reeën hun leven niet veilig zijn.
Jagen in Zwitserland is niet zomaar een geweer van de schoorsteenmantel pakken en er op los knallen. Jagen in Zwitserland is een gründliche bezigheid. Sowieso is het in sommige kantons verboden, maar niet in het afgelegen en woeste Graubünden, waar Val Sinestra ligt. Toch moet je je ook hier het nodige doen, voor je je hertenbiefstukje op je bord hebt liggen. Aangeraden wordt om een jaar voor je werkelijk gaat schieten een vergunning aan te vragen. Na een examen, waarbij ook natuurbeheer een belangrijke rol speelt, mag je een paar duizend euro neertellen om een vergunning te krijgen om te jagen op één van die grote wilden. En dat mag je dan twee dagen proberen. Lukt het niet in die twee dagen, dan mag je een nieuwe poging kopen.

Verder wordt je geacht alleen oude en zieke dieren te schieten, wat dan weer niet ten goede komt aan de kwaliteit van je biefstukje. Wil je een gems of steenbok, dan wordt het nog lastiger want die schijnen 's nachts te grazen en 's nachts mag je niet jagen. Pas vanaf 6 uur 's ochtends mag je ze te grazen nemen.
Volhardt je als arme jager in je voornemen, dan komt de volgende handicap: je mag geen auto of ander gemotoriseerd voertuig gebruiken bij het jagen. Zo ben ik al een paar jagers op de mountainbike tegengekomen en zelfs een jagend echtpaar in de bus. Geen groot wild in de bus, gelukkig.
Nu vind ik lopende jagers op een berghelling nog wel iets avontuurlijks uitstralen, maar een jager die op de bus staat te wachten, dat doet toch iets af aan het romantische beeld. Om de frustratie compleet te maken zijn er dan ook nog veilige zones gecreëerd, waar het wild zich kan verzamelen zonder dat er op gejaagd mag worden. Een heel dal vol met steenherten en gemsbokken die hun tong uit staan te steken tegen de jagers, die berooid en uitgeput in hun gecamoufleerde hutje zitten te zieden. Jagen in Zwitserland is topsport.

Maar eigenlijk wilde ik het in dit stukje hebben over een mooi aspect van Facebook. Facebook wordt als deel van de "sociale media" regelmatig met argusogen beschreven. Schooljochies die ten koste van onze privacy stinkend rijk zitten te worden, daar worden maar weinig mensen blij van. Maar ik de afgelopen week wel.


Ik ben al blij dat ik via Facebook mijn lezers kan attenderen op een nieuw stukje kaaskop, maar ik ben er extra blij mee omdat ik via Facebook David ben blijven kennen.
David zat vorig jaar, toen ik hier nog als gast rondliep, alleen achter een biertje in de Stube. Een Zwitser die in een Nederlandse kolonie terecht was gekomen. De gezeligheid was alom aanwezig en dat maakt zo'n eenzaam biertje extra bitter. Ik heb daarom mijn gezellige gezelschap verlaten en ben bij David aan het tafeltje gaan zitten. Dat was een goeie actie. David bleek een intelligente ICT-er waarmee ik niet over ICT heb gesproken, maar wel over een heleboel andere onderwerpen. Bovendien sprak hij Engels. Na een avondje bier hadden we de problemen in de wereld wel geanalyseerd en oplossen was slechts een kwestie van tijd. Die tijd hadden we op dat moment niet, want ik moest de volgende dag met de bus mee en David ging heen en weer lopen naar de Heidelberger Hütte. Dat is een afstand waar normaal 10 uur voor staat, maar die hij in 5 uur wist af te leggen.
Vroeger zou het hierbij zijn gebleven. Misschien nog telefoonnummers uitwisselen en dan nooit meer bellen. Maar dankzij Facebook kon ik op de hoogte blijven van de fantastische wandelingen die David maakte en hij wist op dezelfde manier dat ik dit jaar weer in Val Sinestra zou zijn. Afgelopen week was David hier weer en behalve mooie gesprekken met verrassende visies tracteerde hij mij en een collega op één van de mooiste wandelingen die ik ooit heb gedaan. Goed voorbereid en getimed, met Zwitserse precisie, maar met een variëteit in landschap die je anders in nog geen vier wandelingen bij elkaar krijgt.

David is weer terug naar zijn woonplaats in een deel van Zwitserland hier ver vandaan, maar dankzij Facebook heb ik er alle vertrouwen in dat ik hem nog een keer tegen ga komen en dan weer mooie gesprekken en mooie wandelingen ga beleven.
Wil je trouwens via Facebook weten wat er allemaal nog meer in en rond het hotel gebeurt: je kunt vriendjes worden met het hotel op https://www.facebook.com/val.sinestrahotel

maandag 2 september 2013

Vrijheid

Vrijheid is op dit moment in mijn leven een belangrijk woord. Ik heb daarom ook geen betaalde baan hier, maar werk voor het dak boven mijn hoofd en een ei bij het ontbijt. En als bonus krijg ik deze prachtige omgeving en de mensen waar ik mee samenleef en -werk.

Samen zijn met een grote familie is iets dat ik niet ken uit het verleden en de laatste 10 jaar is ook het aantal collega's steeds beperkter geworden. Toen ik naar Val Sinestra afreisde was dat ook mijn grootste onzekerheid: zou ik me niet vreselijk onvrij gaan voelen tussen al die mensen.
Het is nu wéér een zorg, maar op een manier die ik nooit had verwacht. Ik ben behoorlijk gehecht geraakt aan al die mensen om me heen. Het is zo lekker om 's avonds na het werken achter de computer nog even de Stube in te lopen voor een slaapmutsje en een gesprek met één van de aanwezige collega's of gasten. En er is ook altijd wel iemand te vinden voor een wandeling of een reisje. Straks als ik mijn allenige bestaan in Utrecht weer oppak, zal dat weer wennen zijn en ik vraag me nu zelfs af of ik daar ooit weer aan ga wennen. Gezelschap werkt verslavend.

Mijn plan was om binnen een paar jaar ergens een hutje op de heide te kopen in een warm zuidelijk land, maar eigenlijk wordt dat vooruitzicht steeds minder aantrekkelijk.


Het is het dillema tussen vrijheid en je ergens aan hechten. Ik heb net een boek uit van Charles Bukowski, Factotum. Het beschrijft het leven van een man die zich niet hecht. Niet aan zijn familie, niet aan de baantjes die hij doet, niet aan een woonplaats of aan een vrouw. Hij zwerft, rookt, drinkt, neemt zo nu en dan een vrouw en werkt als zijn geld echt op is. Een leven in optimale vrijheid, zou je zeggen.
Maar tijdens het lezen realiseerde ik me dat vrijheid op die manier te leeg is om prettig te zijn. Totale vrijheid is nogal doelloos. Maar als je je ergens aan bindt, brengt dat weer onvrijheid met zich mee. Een baan houdt in dat je op een bepaalde tijd dingen moet doen, ook als je er geen zin in hebt. Een relatie brengt compromissen met zich mee. Een woonplek moet je stofzuigen en dan heb je ook nog buren waarmee je iets moet, al is het maar gedag zeggen.

Ik hoorde in de afgelopen week een mooi verhaal van twee jonge mensen die hierheen zijn gedwaald. Ze hebben hun bestaan in Nederland vaarwel gezegd. Baan opgezegd, spullen verkocht, afscheidsfeest gegeven en ze waren vrij om de wereld te gaan ontdekken. Al snel kwamen ze in Frankrijk op een landgoed terecht en ze vonden daar een tijdelijk baantje. Dat beviel de eigenaar van het landgoed zo goed, dat hij hun een duivels aanbod deed. Ze zouden de eigendomspapieren van een huis op het landgoed krijgen, zomaar gratis voor niets. De enige tegenprestatie was dat ze het nieuw op te zetten restaurant zouden gaan runnen. Gewoon tegen een salaris, het huis was pure bonus.
En daar zit je dan, als twintigers. Ben je net goed vrij, krijg je het aanbod van je leven, in ruil voor die vrijheid. Ze hebben bedenktijd gekregen tot november en ik ben blij dat ik niet in hun schoenen sta. Ik hoop ook van harte dat ze er samen goed uitkomen, dit soort dillema's kan hard bijten in een relatie.

Wat mij betreft heb ik hier een mooie vorm van vrijheid gevonden. Ik hecht en bind me, zowel aan de plek als aan de mensen en dat levert plezier op, maar ook een vervelend gevoel als die mensen weer verdwijnen. Ik kan me terugtrekken in mijn kamer of de bergen in lopen als ik alleen wil zijn. Ik werk omdat ik daar plezier in heb en doe meestal de dingen die ik prettig vind.

Het is maar goed dat het hier in de winter gaat sneeuwen en veel te koud wordt, dan is er een reden om weer terug naar Nederland te gaan. Want ik mis ook mijn vriendjes en geliefden daar, in alle vrijheid.

zondag 25 augustus 2013

Gaan en komen

Het leven in het hotel wordt bepaald door komen en gaan. Maar misschien geldt dat wel voor het hele leven. Ergens is een thuis en dat verlaten we steeds weer opnieuw om er weer terug te komen.

Hier in de kleine wereld van het dal is mijn gaan en komen beperkt tot de wandelingetjes naar het terras om in de zon zeepstenen dingetjes te maken. Mijn repertoire beperkt zich tot de "kleine letterbakdiertjes" zoals een collega fijntjes opmerkte. Dat is even incasseren voor een groot artiest in wording. Je werk gereduceerd te zien worden tot kitsch van de Blokker, waar vooral vrouwen na de overgang zich mee bezig pleegden te houden. Maar het plezier in het prutsen met een zakmes en een klein stukje zachte steen is er gelukkig niet minder door geworden.



Behalve die uitstapjes naar een plekje in de zon ga ik ook nog wel eens de deur uit om een berg op te lopen. Twee weken geleden is dat op een mooie manier gelukt. Ik had in de afgelopen jaren dat ik hier te gast was al twee keer geprobeerd de top van de Muttler te bereiken. Dat is de hoogste berg van de nabije omgeving en dat daagt uit. Ongeveer 2 kilometer hoger dan de beek hier bij het hotel. De twee vorige keren moest ik omkeren voor ik de top had bereikt.
Nu gingen we het proberen met een groepje van vier. Meestal vind ik een berg op lopen fijn in m'n eentje. Geen overbodig geklets, behalve dan het eeuwige stemmetje in mijn eigen hoofd dat alles dat ik zie in woorden herhaalt ("een koe") en daarnaast een meestal lullig liedje dat zich in een oneindige lus afspeelt. Eén keer was dat "Gek hè, het gaat maar niet over", wat een bijzonder goed passende titel is voor zo'n liedje.

Nu waren we met z'n vieren en dat was heel erg leuk. Behalve dat we buiten adem waren, zware benen kregen en veel rookpauzes namen, hebben we veel gelachen. En dat is iets dat ik in mijn eentje op de berg meestal niet doe. De alpenkoeien mochten er eens wat van gaan denken als je schaterend de berg op wandelt. Zwitserland is een land van goede organisatie en beperkte emoties, tenslotte.

Het laatste stukje berg was het mooist. Overvallen door een dikke wolk misten we de route en kwamen in hagel en sneeuw op een flank terecht, met voor ons een kloof en achter ons de roemloze terugtocht. Zulke koude dikke handen dat ik mijn broekspijpen niet meer aan kon ritsen en ook nog honger. Als treurige vogeltjes zaten we op één van de kleine rotsplekjes die niet meteen het dal in schoven, met speekselloze monden droge bruine boterhammen naar binnen te malen.
Een stukje terugklauteren en toch een alternatief, steil omhoog, handje voor voetje, een beetje naar links. En dan waait opeens de wolk weg, begint de zon te schijnen en loopt er een kabel die ons naar de top brengt. En om daar dan te staan, met de wereld aan je voeten en je maatjes om je heen, eerst schreeuwend van blijheid en daarna allemaal stil en ontroerd. Hoe dat voelt, dat kan ik niet opschrijven.

Hoewel mijn gaan en komen hier dus beperkt is, is het verder aan de orde van de dag. Gasten komen en gaan zo snel dat je ze nauwelijks meer opmerkt. Als je een leuk gesprek hebt met een gast en je wil daar later nog eens op terugkomen, is de gast meestal alweer met de bus terug naar Nederland.


De zomer is ook overduidelijk aan het vertrekken. De temperatuur komt niet meer boven de 15 graden en vannacht is er verse sneeuw gevallen op de WC-berg. Gelukkig duren grijze en sombere periodes hier niet lang, dus is er nog gelegenheid genoeg om een letterbakdiertje te knutselen in de zon of een berg op te lopen.

De vakantieperiode is afgelopen en nu beginnen ook de collega's te verdwijnen. De familie dunt uit, met iedere bus vertrekken er weer een paar. En ze laten allemaal een klein gaatje in mijn hart achter, dat maar langzaam weer vult. Nog twee maanden en dan ben ik zelf zo'n vertrekker en zal ik een handjevol vrienden achterlaten in een stil hotel. Maar voorlopig blijf ik nog even genieten van de bergen, de stilte, de frisheid, de zon en het gezelschap.

zondag 18 augustus 2013

Dochter

Mijn dochter is een jonge vrouw. Dat is helemaal niet raar om op te schrijven als je de vijftig bent gepasseerd. Maar als ik het zelf opschrijf, heb ik nog steeds moeite het te geloven. Ik ben inmiddels wel gewend aan het idee dat ik vader ben en dat mijn kinderen in sneltreinvaart opgroeien, maar dat het kleine hoopje vrolijkheid dat we in een oude emmer in bad deden nu een zelfstandige, zelfbewuste en mooie vrouw is vind ik nog steeds raar.



Ruim drie jaar geleden vertrok ze voor een jaar naar Shanghai. Een hele stap voor een beetje verlegen meisje, maar wat was ik trots op haar moed en avonturenzin. Het dametje dat twee jaar daarvoor nog geen brood bij de bakker in Frankrijk durfde bestellen ging nu in haar eentje bij een gezin in Shanghai wonen. Ze had het zelf geregeld via internet en om er zeker van te zijn dat ze niet naar een opiumkit of bordeel zou worden afgevoerd, ben ik haar weg gaan brengen.

Een jaar later kwam er een andere dochter thuis. Een jaar wonen en reizen in China had de door ons ingezette opvoeding wel voltooid. En hoewel ze heel loyaal in het co-ouderschapsritme heen en weer bleef pendelen tussen het huis van vader en moeder, was het duidelijk dat het definitief uitvliegen er aan zat te komen. Het klopte voor ons allemaal. Ik hoorde mezelf te vaak zeuren over kleren of opruimen en bemoeide me te veel met haar levensstijl.
Het was blijkbaar te lastig om dat ineens niet meer te doen, na twintig jaar knuffelen, liedjes zingen, grenzen aangeven en verzorgen.

Er kwam een kamer. Natuurlijk ging ik met verfkwast en gereedschapskist inspecteren in wat voor hol van verderf mijn kleine prinses terecht zou komen. Een laatste poging om mijn vaderlijke invloed nog te rekken. En toen was ze definitief weg. Geen spontane gesprekken meer over de diepere dingen van het leven. Geen muziek meer uitwisselen, niet meer samen huilen bij de film. De jonge vrouw, in wiens gezicht ik soms het mijne van vroeger terugzag ging een ander leven in. Vader had daarin nog maar een marginale rol. Maar vader was wel trots op de keuzes die ze maakte. Ze koos de studie waarover we 5 jaar eerder vol enthousiasme aan de eettafel mijn ervaringen hadden gedeeld. Een relatie en de moedige manier waarop ze de breuk ervan verwerkte. Een superspannende bestuursfunctie naast haar studie, waarin ze de laatste restjes verlegenheid kwijt raakte.


Mijn kleine verlegen tobbertje staat nu midden in het leven. En ik mis haar, hoe mooi het leven in Val Sinestra ook is. Gelukkig heb ik het mapje "muziek van Minke" nog op mijn computer staan.
En het lot heeft de helpende hand toegestoken. Om het missen te verzachten lopen hier een stuk of vijf reservedochters rond, waarmee ik door de bergen loop, muziek uitwissel, over films en boeken praat en over de zin van het leven en het al dan niet bestaan van de vrije wil. En over vaders, aanwezig of niet.
Eén van die reservedochters lijkt in persoonlijkheid ook nog eens verbazingwekkend veel op Minke en scheelt nog geen maand in leeftijd.

Maar toch is er maar één waarbij mijn hart gaat lachen als ik haar zie. Maar één op de wereld die ik soms al eerder begrijp dan ze het zelf doet en die mij begrijpt als geen ander. Eéntje van wie ik de pijn nog erger voel dan mijn eigen pijn. Eéntje waar ik achter sta, waar we ook in de wereld zijn.
En die dochter is helaas niet in Val Sinestra, maar gaat volgende week voor een half jaar naar Beijing.

Goeie reis, Mink. We zien elkaar bij een biertje in maart ofzo. Ik ben trots dat ik je vader mag zijn.

zondag 11 augustus 2013

Vliegen

Soms voelt het alsof je vliegt, als je hoog in de bergen bent en neerkijkt op het dal. Anderhalve kilometer lager (twee keer zo hoog als het hoogste gebouw ter wereld) kruipen autootjes onhoorbaar over autoweglintjes, te klein om tussen duim en wijsvinger op te kunnen pakken. De wereld verandert terwijl je omhoog loopt in een mini-Madurodam en de stilte wordt steeds meer hoorbaar.
En soms, als je heel veel geluk hebt, stijg je zelfs boven de regenboog uit en kun je gewoon naar beneden kijken waar die pot met goud nu precies staat.

Maar daar wilde ik het vandaag niet over hebben. Vandaag gaat het over andere vliegen. De vliegen die de stilte verbreken met irritant gezoem en die je meteen af gaan likken zodra je stil staat.

Ik heb ze vorige week al een keer genoemd en dat heeft wat tips opgeleverd die ik de afgelopen week heb onderzocht. Speciaal daarvoor ben ik afgelopen week nog twee keer een berg op gelopen.
De eerste berg was tijdens een warme dag, in gezelschap van een frisse jonge dame. Ik heb de methode "schoon" beproefd. Voor het vertrek uitgebreid gedoucht, haar gewassen en schone kleren aan gedaan. Het gevolg was verbazingwekkend: zodra ik ook maar een beetje begon te zweten zaten er rond de dertig vliegen op mijn rechterhand. De frisse jonge dame had er niet één, ook niet toen ze haar hand naast de mijne hield. Geen van de dertig was bereid over te stappen.
De rest van de tocht zijn mijn zwarte vriendjes me gezelschap blijven houden. Pas toen het begon te waaien bliezen ze de aftocht. Van sigarettenrook worden ze ook misselijk.

In contrast daarmee ben ik twee dagen later met dezelfde frisse dame en nog een andere frisse dame aan de volgende berg begonnen. Niet gedoucht voorafgaand aan de tocht en ook geen schone kleren aan. De nieuwe frisse dame had ook last van ongewenste intimiteiten van vliegen en al snel bleek dat dat heel prettig voor mij was. Bovengenoemde dame zweette ook flink en was zowaar aantrekkelijker dan ik. Gelukkig lieten ze me niet helemaal in de steek, dat zou erg eenzaam geweest zijn.
Ik heb het experiment later nog wat verbreed door één arm in te smeren met desinfecterende gel. De vliegen dronken zich daar vrolijk doorheen, zonder ook maar een spoortje dronkenschap of gedrogeerdheid te vertonen. Mijn gezelschapsdame heeft een petje opgezet dat gedrenkt was in vliegwerend middel van de drogist en dat leek wat te helpen.

Even de conclusies op een rijtje:
- Schoon en fris of iets minder schoon en fris maakt geen verschil ("maknieoud", zoals onze Italiaanse kok zegt)
- Oud of jong maakt niet uit, evenmin als man of vrouw.
- Zweten maakt het verschil. Veel zweten geeft veel drinkende vliegen.
- Boven de boomgrens zijn er minder en waait het ook harder
- Ze hebben een voorkeur voor rechts.
- Anti-vliegmiddeltjes helpen, evenals roken.

Uiteraard zal ik nieuwe inzichten met jullie delen. Ik ga binnenkort bloot en ingesmeerd met varkensreuzel de volgende berg beklimmen, daar komen vast interessante resultaten uit.

S-Chalembert, net wakker

Tenslotte nog even de subtop van vorige week. De klimtocht met de twee jonge frisse dames was een poging om alsnog de top van de WC-berg te bereiken. Vroeg opgestaan, snel naar boven gelopen en relatief vroeg op de subtop. En toen stopte het. We hebben gekeken, gewikt en gewogen en zagen geen mogelijkheid om op een veilige manier boven en weer beneden te komen. Als troost lag er wel een boekje onder een steen, waarin je kon opschrijven dat je er was geweest.
Ik heb me er nu maar bij neergelegd. Geen top van de S-Chalembert voor mij in dit aardse bestaan. Mijn metgezellen zijn een half leven jonger en denken dat ze een volgende keer wellicht....misschien....
Ik vergezel ze graag tot de subtop en zal daar dan de vliegen tevreden houden en kijken hoe echte toppers het doen. En genieten van het uitzicht en de illusie van vliegen.

zondag 4 augustus 2013

Subtop

De S-Chalembert is een berg in het dal van de rivier de Inn, hier vlak in de buurt. Op de foto heeft hij nog flink wat sneeuw op z'n koppie, maar dat is intussen gelukkig verdwenen.




Waar die 'S-' precies voor staat in de naam weet hier eigenlijk niemand. Er is een dorpje in de buurt dat S-Charl heet en ook daar weet niemand het fijne van. Onder het personeel heet hij gewoon de 'WC-berg'. Vanaf de WC op de vierde verdieping -waar het personeel woont- heb je namelijk een prachtig uitzicht op de S-Chalembert.

Vanaf mijn favoriete plekje op het terras van het hotel heb je ook prachtig uitzicht op de S-Chalembert en ik heb hem al in vele gedaanten gezien. Met z'n hoofd in de mist, bij zonsopgang en zonsondergang, boven de nevel uitstekend, bij regen en onweer. Een berg die zich aan je opdringt door z'n imposante verschijning aan het eind van het dal.

Maar het is ook een berg die zich niet makkelijk laat beklimmen. Waar de Zwitserse alpen vergeven zijn van de wandelroutes en gele wegwijsbordjes is het rond de S-Chalembert een dooie boel. Hij is waarschijnlijk te moeilijk om te bedwingen, want de top is steil en grillig.

Eén van mijn doelen van dit half jaar is om de S-Chalembert op te gaan. Na zoveel uren staren naar die beboste hellingen wil ik er wel eens op staan en terugkijken naar het hotel. Na een aantal valse starts was het gisteren zo ver. Ik ging op verkenningstocht, om te zien hoe lang het duurt voor je boven de boomgrens bent en hoe moeilijk het was daarboven enzo. Het was wel spannend om te zien of ik nog wel lekker een berg op liep, want gek genoeg had ik in de afgelopen drie maanden nog maar één top beklommen en dat was ook nog een soort subtop, met nog veel hogere toppen ernaast. In vorige jaren was ik hier 1 of 2 weken en dan rende ik als een dolle de ene na de andere top op, maar nu ik 6 maanden heb, heb ik geen haast. En mijn ervaring is dat een subtop soms veel mooier is dan een top.
 
De top

Op de top is het meestal koud en eenzaam. Net als in het bedrijfsleven, zeg maar. Het waait er meestal hard en na een heleboel uren zwoegen wil je eigenlijk zo snel mogelijk weer naar beneden. Eigenlijk heeft de top maar één voordeel boven de subtop: je kunt aan alle kanten om je heen bergen zien. Op de subtop heb je aan één kant een fantastisch uitzicht, en aan de andere kant de top.
Uitzicht vanaf de subtop. In het gele cirkeltje de WC op de vierde verdieping.
Op de subtop is er vaak een weitje met zacht gras, het is er niet zo koud en je kunt er gewoon een uurtje in de zon liggen. Maar je bent natuurlijk geen topper als je de top niet haalt. Dus heb ik gisteren goed verkend, een tijd op het weitje gelegen en van het uitzicht genoten en ben toen weer naar beneden gegaan. Geen top, maar wel een top ervaring.

O ja, eerlijkheidshalve nog een nadeel van de subtop: de vliegen. Mijn bezwete lichaam moet goddelijk ruiken voor vliegen, want zodra ik een berg op begin te lopen komen ze in drommen om me heen cirkelen. En wanneer ik stil sta gaan ze aan tafel. Binnen de kortste keren zitten er een stuk of honderd smakelijk mee te drinken van mijn lichaamsvocht. Als iemand nog een afdoende middeltje weet tegen vliegen hou ik me aanbevolen.
In de buurt van een top houden de vliegen het meestal voor gezien, maar subtoppen vinden ze net zo leuk als ik.

Ondanks de mooie tocht blijft het toch kriebelen. Niet van de vliegen, maar van de ambitie. Ik ga dus nog een keer terug naar de WC-berg, maar dan neem ik een tentje mee en een collega. Net onder de subtop is een prachtig weitje met stromend water en lang gras. Een prachtige kampeerplek. En dan ga ik de volgende dag, met iemand erbij voor de zekerheid, toch proberen die top te bereiken. Vraag me niet naar de zin ervan. Gewoon omdat het kriebelt.

Het is hier nog steeds prachtig weer, met iedere dag een onweersbui voor de frisheid. Het hotel draait goed en er is een prima vakantiesfeer. Zelf mag ik wel weer eens wat vaker achter mijn toetsenbord kruipen, maar bergen en zon stimuleren dat niet. Ik ben nog steeds erg blij met mijn verblijf hier.

maandag 29 juli 2013

Thuis


Waar is thuis? Thuis hoort toch één vaste plaats te zijn eigenlijk. De plaats waar je je op je gemak voelt, geborgen en onder mensen die je vertrouwt en waar je van houdt. Waar je je schoenen uit kan doen en je maskers aan de kapstok hangt en diep uitademt.


Ik was thuis. Thuis in Nederland bedoel ik, in Utrecht, op mijn vertrouwde plekje aan het kanaal waar ik al 17 jaar naar de langsvarende schepen kijk en waar mijn schoenen staan. Maar het voelde vreemd, op een of andere manier. Het hielp dat ik Minke en Jop heb gezien, de twee mensen bij wie ik me het meeste thuis voel. Maar ik sliep op een vreemde plaats, op zolder in plaats van in mijn eigen bed, omdat een Iraanse vriend tijdelijk mijn plek in huis had overgenomen. En het was vooral vreemd omdat ik voelde dat het maar voor een week was en ik daarna weer af zou reizen naar Val Sinestra.
Ook de toestand van huis en tuin werkte vervreemdend. Ik moest me met een kapmes een weg banen door de druivenranken om de achterdeur te bereiken. De huidige bewoners waren al opgehouden via de achterdeur het huis te verlaten. Eén van de tuinstoelen was aan de grond vastgegroeid door het woekerend onkruid en eigenlijk was er maar een vierkante meter met een stoel die begaanbaar was. Jop z'n plekje, begreep ik later.
Binnenshuis rook het naar dode muis. Na een speurtocht bleek het geen muis te zijn, maar een ding met haar dat ooit een sinasappel was geweest, maar die nu al lang het Nirwana had bereikt en bezig was in een andere vorm terug te komen op aarde.

Naast schoonmaken enzo was de week was vooral gevuld met bijpraten op een zonnig terras op het Ledig Erf, dat op mooie dagen een behoorlijk Vollig Erf is. Het bijpraten was van mijn kant een verhaal dat ik mezelf steeds weer hoorde vertellen, met dezelfde anecdotes en gebeurtenissen. En door dat vertellen bleef ik in gedachten toch vooral in Zwitserland.
Daar kwam nog bij dat ik iemand ontmoette die ik had leren kennen in Val Sinestra. Twee werelden die door elkaar begonnen te lopen.


Jop reed met vriend Seb met me mee terug naar Zwitserland, in de 33 jaar oude camper die ik had gekocht. Seb nam zo nu en dan het stuur over en op het bed achterin liggend kon ik dan de cabine inkijken. Ik realiseerde me dat die twee grote kerels die de camper door Duitsland heen stuurden, de één achter het stuur, de ander kaartlezend, nog maar 5 jaar daarvoor pubertjes waren die als jonge veulens over het frisbee-veld draafden. Dat gaf wel een mooi gevoel. Het stokje is doorgegeven.

Weer in Zwitserland voelde ik me eigenlijk meer thuis dan in Utrecht. Mijn collega-familie was er nog als de week ervoor, mijn kamertjes wachtten op me en ik kon me weer eens lekker opsluiten achter mijn computer. Jop en Seb namen de andere auto mee voor een road-trip door Italië en Frankrijk.
Inmiddels was er een oude vertrouwde vriendin aangekomen in Zwitserland voor een weekje. Nog meer vermenging van werelden. Ook hier blijft voor mij een kunst om m'n aandacht te verdelen tussen werk en vrienden. En omdat de betreffende vriendin ook nog eens kritisch was op een aantal dingen in en om het hotel, werd mijn loyaliteit aardig op de proef gesteld. Ik ben trots op deze plaats en op het team dat wekelijks voor veel mensen een mooie vakantie verzorgt. Maar ik wil ook geen steeds terugkerende discussie met een dierbare vriendin. En tenslotte voel ik me er half verantwoordelijk voor dat zij een leuke vakantie heeft.

Inmiddels is de volgende groep gasten weer gearriveerd. Geen 'bezoek' voor mij in deze lichting, dus ik ben hard aan het werk geweest om computers en internetapparaten op te voeden de afgelopen dagen. Komende donderdag komt er weer een stukje Utrecht meebeleven hoe het hier is en komt Jop de auto terugbrengen. Een week later zijn zij allemaal weer weg, maar ik blijf nog even hier. Gewoon thuis.

zaterdag 6 juli 2013

Kampvuur

Ik ben een kind van de jaren '70. De wereld ademde in na de tweede wereldoorlog en hield de adem in over de koude dreiging tussen Amerika en de Sovjet Unie. De power flowers waren een beetje uitgebloeid en hoewel we er van overtuigd waren dat all you need is love, lag die liefde niet voor het opscheppen.
De hippie generatie was zich op aan het maken om baby-boomer te worden en de droom die zij achterlieten mochten wij gaan realiseren. En dus waren we idealistisch, strijdbaar en solidair. Het leven was inmiddels rijk genoeg om solidair te kunnen zijn. Auto's en wasmachines waren geen doel meer in het leven, maar een vanzelfsprekendheid en de wereld moest nodig gered worden van de politieke spelletjes van de machthebbers.

Twintig jaar later was ik het contact met de jongere generaties kwijt. En hoewel ook mijn eigen idealisme was ingeruild voor een koophuis en iets met computers, bekeek ik met misprijzen  de generaties X en Y, de patat- en de achterbankgeneratie, die autorijden als een recht gingen beschouwen en spelcomputers wilden en twee keer op vakantie en zo veel mogelijk Amerikaanse consumptie. 'All you need is love' werd 'I want it all and I want it now', zonder er er echt iets voor te doen.
En voor me uit liepen de vijftigers, de verfoeide na-oorlogse generatie die de flower power zonder moeite had ingeruild voor echte power. Mijn eigen generatiegenoten zonken ook weg in huisjes met boompjes en ik zag dat idealisme, strijdbaarheid en solidariteit oude versleten begrippen waren. Iets van vroeger, een echo van de jaren zestig. Zonder Berlijnse Muur en IJzeren Gordijn werd 'De Markt' het nieuwe idealisme. Kopen en verkopen en 'een reële kostprijs', openden de deur voor de graaiers van vandaag.

Nog tien jaar later waren we in de nieuwe eeuw geland. Voor mij was dat een nieuwe kennismaking met de generatie tussen de 20 en 25 jaar, toen ik weer ging studeren. En ik merkte dat al die achterbankers hele wijze mensjes waren. Ze waren groot geworden op de vrije markt en wilden ook alles, maar er leefde zeker ideeën over hoe de wereld moest veranderen.

Sindsdien blijf ik steeds in contact met die leeftijdsgroep, op één of andere manier. Op reis door Nieuw-Zeeland in een bus vol, weer op de universiteit, de laatste jaren als mijn eigen kinderen en ook hier in Zwitserland leef ik tussen de jonge mensen in mijn 'familie'. En het is fijn om te zien dat idealisme nog lang niet dood is. Het zijn geen barricadebeklimmers, deze jongeren. Het zijn realisten, die goed kijken waar hun eigen pad heen leidt en die afwegen op welke manier ze een beetje kunnen bijdragen aan een betere wereld.

Ik ben nu inmiddels zelf een vijftiger. Mijn generatie levert de regeringsleiders en topfunctionarissen.  Na het mee-opvoeden van twee nieuwe mensen ligt de wereld nu voor me open en sta ik voor de vraag wat ik doe met mijn idealisme.
Klein houden, door hulpvaardig en vriendelijk te zijn en mensen om me heen te helpen? Of toch nog groot en meeslepend de wereld proberen te redden?

Het is mooi dat hier jonge mensen zijn waardoor ik me kan laten inspireren.



Goeie gesprekken bij het kampvuur leveren soms blogjes op.

Het leven is vurrukkelijk op het moment. De werkdruk is afgenomen, het aantal uren zon is toegenomen en ik heb een nieuwe bezigheid waarin ik uren op kan gaan: met mijn zakmes snijden in een stuk zeepsteen, in de zon met een flesje water en iets te eten binnen handbereik.

Bovendien ga ik volgend weekend mijn kinderen weer zien en blijf dan even in Nederland. Mochten de stukjes kaaskop wat onregelmatig worden geserveerd de komende weken, dan weten jullie waar het aan ligt.

maandag 1 juli 2013

Werk aan de winkel

Werken. Dat doen we hier allemaal in de familie. Over het algemeen werkt iedereen hier keihard. Mijn horeca ervaring is niet zo groot, dus ik weet niet of het normaal is om zo hard te werken in die branche, maar hier wordt stevig aangepoot. Dat komt met name omdat de Zwitserse werkweek 44 uur duurt. Arbeidstijdverkorting is langs Zwitserland heen gegaan, lijkt wel. Hard werken en veel verdienen is het motto.

Het salaris is dan ook hoog, voor mensen die salaris krijgen. Ik ben een KEI. Dat staat voor 'Kost En Inwoning' en dan krijg je dus geen salaris. Ik hoef dan ook minder hard te werken dan de rest van mijn collega's.

Het is grappig te zien hoe verschillend mensen omgaan met hard werken. Mijn collega Stubemeister Jan besteedt regelmatig veel tijd aan het blinkend schoonmaken van alle glazen, waardoor hij 's avonds langer dan zijn dienst door moet werken. Hij doet dat omdat hij het belangrijk vindt dat gasten een biertje in een schoon glas krijgen. Ik denk niet dat het veel gasten opvalt dat hun glas zo mooi gepoetst is, maar voor Jan is het deel van zijn beroep. Het zorgt ervoor dat hij trots is op zijn werk.

Een andere collega is zo hard aan het werk geweest dat ze twee dagen bij moest slapen. Twee etmalen, dus. Je zou zeggen dat ze beter wat rustiger aan had kunnen doen, maar als je in je eentje een restaurant draaiend moet houden met mensen die verwachten dat ze iets kunnen eten of drinken, is het lastig om rustig aan te doen.

Ik zit naast mijn activiteiten als barman regelmatig een computer te repareren of een gast te helpen met een onwillig mobieltje. Het hoort niet bij mijn taak, maar er zijn geen andere ICT-ers hier en 'nee' zeggen is dan lastig. En omdat het hemd nader is dan de rok komt mijn werk voor mijn Binc-klanten er soms door in de knel.

De knutselkei die hier rondloopt wordt regelmatig door de kachel wakker ge-SMSt. De kachel is modern en kan SMS-en als er een storing is. Daarbij houdt hij er geen rekening mee of het dag of nacht is.

We leven hier op onze werkplek, dat zorgt er ook voor dat het moeilijker is afstand te nemen. Als ik naar boven loop voor een kopje koffie en de afwaskeuken staat helemaal vol, zonder dat de dravende buffetbuffels tijd hebben om het weg te werken, dan is het moeilijk om met m'n koffie in de zon te gaan zitten. Met een half uurtje meewerken is de crisis weer achter de rug en dan smaakt de koffie nog lekkerder.

We werken met een relatief klein team en het werk komt hier in golven. Gasten komen en gaan in groepen. De ene dag zijn het er 50, de volgende dag 100. Het is lastig voor de planners en roostermakers om dat helemaal te voorzien, dus wordt er regelmatig beroep op je gedaan om de pieken op te vangen. Daarbij wordt niet gekeken of je fris als een hoentje bent of op je laatste benen loopt. Dat moet je zelf bewaken. 'Nee' leren zeggen kan dan geen kwaad. En gelukkig wordt dat 'nee' ook geaccepteerd.

Hard werken, maar niet zo hard dat het plezier er uit gaat. Dat ben ik hier aan het leren.

zaterdag 22 juni 2013

Pérsoneel!


Daar zitten ze dan, mijn collega's. In harmonie samen in de eetruimte. Dat was aan het begin van het seizoen, toen iedereen het leuk vond om elkaar weer te zien aan de start.
Dit zijn voornamelijk de Binnenvetters, die zorgen voor koken, schoonmaken, eten en drinken. Van de Buitenboys staat er maar één op de foto. De rest zit op een bus of een Groot Graafwerktuig. En de Burotijgererinnen schitteren helemaal door afwezigheid.

Ik heb nooit een grote familie gehad, maar dit komt er wat mij betreft wel dicht in de buurt. Neem een groep van ongeveer 20 mensen, tussen 20 en 60 jaar oud en zet ze aan het werk om een hotel te runnen. Het zou een leuk sociologisch experiment kunnen zijn. Twintig mensen is te veel om allemaal als 'vriend' te zien. Er zijn nu eenmaal altijd mensen die je beter liggen. Dus ontstaan er kleinere, overzichtelijke groepjes. Op allerlei manieren. En tussen die groepjes krijg je onvermijdelijk wrijving. Ook op allerlei manieren.

De makkelijkste verdeling in groepjes is op functie. De Binnenvetters en de Buitenboys zijn op een andere manier aan het werk. Binnenvetters doen aan verzorging: koken, afwassen, schoonmaken. Buitenboys doen stoere mannendingen: met bussen en jeeps rijden, bomen omzagen en dingen bouwen. Het is dan ook niet gek dat er bij de Buitenboys meer testosteron rondloopt dan bij de Binnenvetters.
Maar ook binnen de Binnenvetters zijn subgroepjes.

De Sopzusters is een duidelijk aparte. Niet zo veel teamwork, je krijgt allemaal je eigen kamers of "blokken" (dat is een eufemisme voor "WC's en douches")  en die sop, veeg en zuig je tot ze schoon zijn. Geen man te vinden in deze dienst. Ik kan er dus ook geen sappige verhalen over vertellen.

Buffetbuffels zorgen voor het opdienen en afruimen van de eetzaal bij ontbijt en buffet. Twee a drie buffels zorgen voor het eten van soms wel honderd mensen. Dat is echt buffelen. Grote bakken met warm eten heen en weer sjouwen en vooral ook nog coordineren dat de keuken op tijd met nieuwe ladingen eten komt. Zoals in elk restaurant is hier ook een onvermijdelijke spanning tussen keuken en de buffels. Want de buffels zijn ook de oren en ogen van de keuken, en moeten dat met veel communicatie en op en neer lopen zien te volbrengen.

O ja, de keuken niet vergeten. Daar zwaaien twee Maestro's met de pollepel, bijgestaan door een paar assistenten waar nodig. Wat niet persé wil zeggen dat de assistenten slechter kunnen koken. De Maestro's voeren hun toverkunsten uit ver van het volk, ver van het publiek. Half onder de grond worstelen ze met grote pannen en ketels en weten daar regelmatig iets eetbaars uit tevoorschijn te toveren.
De Maestro's houden wél van (in mijn oren) veel te harde slechte muziek en ze houden niet van stress. Dan kunnen de communicatielijnen wel eens zo kort worden dat ze breken. Maestro's leven op van complimentjes, biertjes na gedane arbeid en een goed emotioneel geladen gesprek wanneer dingen niet lopen zoals gepland. Liefst met een uitgeputte Buffetbuffel die zojuist een ontevreden gast over zich heen heeft gehad.

Tja, en dan de "Stube", ofwel de kroeg.
Ik ben, samen met collega Jan, "Stubemeister". (Het blijft altijd een beetje militair klinken in het Duits) Wij runnen 's avonds de bar. Overdag heet de bar "het restaurant" en dan loopt er een hups jong ding zich de benen uit het lijf om langslopende wandelaars te bedienen. Daar hebben Jan en ik geen last van. Wij moeten wel de Buffetbuffels bijstaan, wat veel uren achter de afwasmachine betekent. En dat schept ook een band met de Buffels.

Tenslotte verdienen de Knutselkeien nog speciale vermelding. Knutselkeien zijn Binnenvetters die mannenwerk doen. Onderhoud van de apparaten hier in huis, kleine verbouwingen, waterleidingen lek boren en WC-potten op tenen laten vallen zijn hun specialiteit.

En dan nog de Burotijgerinnen. Ze managen, plannen, administreren en staan de gasten te woord. Ook hier geen man te vinden, behalve als de computers raar doen. Dan mag ik ook even Burotijger zijn en zijn de tijgerinnen diep onder de indruk van mijn toverkunsten.

Leuke familie, he? Nu moet je niet denken dat we alleen maar in blokjes met elkaar omgaan. De taken wisselen regelmatig, dus een Knutselkei kan best in de keuken staan of tijdelijk Buffetbuffel worden. En het gebeurt zelfs wel dat een Buitenboy ingezet wordt om te buffelen. Verder wonen we bijna met z'n allen in het grote huis en komen we elkaar steeds weer tegen: in de badkamer, op de gang, in de kroeg, op het bankje, bij het kampvuur. We wonen op een eiland en bijna niemand heeft vrienden in de omgeving, dus geschillen worden snel bijgelegd, vriendschappen voor het leven gesloten en onder het genot van een biertje wordt alles vloeibaar. We leven met elkaar mee en wisselen levensverhalen uit.

Het is je familie en je moet het er mee doen. Je kunt natuurlijk met de gasten aanpappen, maar die zijn volgende week weer totaal vernieuwd, terwijl wij pas over een paar maanden weer de echte wereld in mogen. En ik ben best tevreden met deze familie.

maandag 17 juni 2013

Zomers

Eindelijk is hij er dan, de zomer. Net voordat de zomer begint. Lekkere temperaturen, blauwe lucht en bovendien ook nog eens zes dagen achter elkaar niet achter de bar.

Dan heb je lekker veel tijd voor het schrijven van een mooi verhaal, zou je denken. Maar het wil niet. Geen idee waar ik over zou moeten schrijven. Natuurlijk is er genoeg te vertellen, maar de inspiratie wilde deze dagen anders. Ik heb zelfs een hele extra dag gewacht.

Waarschijnlijk is het de schuld van die vrije dagen. Die nodigen namelijk uit tot een Project! En dus ben ik de afgelopen dagen bezig geweest met 50 km programmeren voor gevorderden, terwijl buiten de zon scheen, de vogeltjes floten en vriend Beek bulderde van het smeltwater.
Mijn buurvrouw -een buitengewoon vitale 30-plusser die onophoudelijk bergen op- en af fietst, loopt of rent- denkt dat ik niet goed bij mijn hoofd ben om binnen achter de computer te zitten terwijl het buiten zo lekker is. En ongetwijfeld zijn een heleboel mensen dat met haar eens.

Het grappige is dat ik heel tevreden was met het mooie weer buiten en mijn bezigheden binnen. Mensen vragen dan om een verklaring: "waarom ben je niet lekker buiten?" Het enige goeie antwoord is: "omdat ik lekker binnen ben".

Het is dus een goeie week geweest voor het programmeerproject en door de kopjes koffie op het terras en mijn ommetjes heb ik ook nog een gezonde kleur gekregen. Programmeerprojecten vragen echter om concentratie en toewijding en een hoofd dat houdt van puzzeltjes oplossen. Blijkbaar stroomt er in dat hoofd dan niet genoeg om een leuk stukje te schrijven. Vandaar.
Maar morgenochtend trek ik zingend de bergen in. Het project ligt even een dag stil en het hoofd kan weer gevoed worden door allerlei mooie gedachten die ik zondag met jullie ga delen.

Het hotel is nu trouwens in vol bedrijf. Gisteren zijn twee bussen vol senioren aangekomen die hier 10 dagen door gaan brengen. De dubbele hoeveelheid gasten met ietsje meer personeel, dat wordt aanpakken. Mijn co-collega waarmee ik samen de bar bestier gaat bovendien een week naar Nederland, dus vanaf woensdag heb ik waarschijnlijk een keihard rooster. Geen tijd meer voor programmeer-toewijding.

Vanaf nu mag ik trouwens ook voor iedere nieuwe gastengroep een mini-cursusje geven over de zin en onzin van Facebook. Vooral senioren (jeweetwel, die vroeger "ouden-van-dagen" heetten en daarna "bejaarden") hebben wel gehoord over Facebook maar weten niet precies wat je ermee moet. Aan mij de schone taak om ze in een half uur bij te praten. Even iets anders dan biertjes tappen en afwassen, dat is wel leuk.

Tja, en dan nog een kleine teleurstelling. Hoewel ik gisteren de enige aanwezige vader was van het personeel, heeft niemand me ontbijt op bed gebracht. Maar gelukkig kreeg ik mail van mijn kinderen, waar ik heel graag een paar biertjes mee zou willen drinken om weer even bij te praten. Niet skypen ofzo, gewoon lekker tegenover elkaar.

Tot volgende week!


zondag 9 juni 2013

Goed kapot

Eén van de gasten hier is Ton Lathouwers. Ton is een opmerkelijk man. Dat komt niet alleen door zijn zwarte haardos in jaren zestig Beatle stijl, wat je niet altijd ziet bij een man die de tachtig is gepasseerd, maar vooral door de vrolijkheid die hij uitstraalt en het enthousiasme dat om hem heen hangt.

Ton heeft studie gedaan naar Boeddha. Hij heeft dat zo grondig gedaan dat hij de 'meester' titel heeft gekregen en een Chinese naam. Maar die titel, daar zwijgt hij liever over. Ton houdt van communicatie van "hart tot hart" en ik heb ervaren wat hij daarmee bedoelt. Hij heeft hier een lezing gegeven over het Boeddhisme waar de meeste aanwezigen maar de helft van snapten. Maar hij deed het met een enthousiasme en liefde die indruk maakte.


Ik heb met Ton op mijn favoriete bankje gezeten, dat uitkijkt over het dal met in de verte de grote massa van de S-Chalambert (berg). Ik heb hem alle vragen kunnen stellen over het Boeddhisme die bij mij knaagden en we hebben ons samen verwonderd over de begrijpelijkheid en onbegrijpelijkheid van het leven en alles wat bestaat. Ton is geen zwever (hij heeft wiskunde en natuurkunde gestudeerd) en hij houdt niet van regeltjes die zeggen wat je wel en niet moet denken en doen. Zijn belangrijkste boodschap is 'vertrouw'. Vertrouw er op dat het goed komt, ondanks alle negatieve dingen in de wereld. En als je naast deze man zit op een bankje, dan ga je dat nog geloven ook.

Toen ik mijn rondje liep vanochtend, trapte ik bijna op een slak. Met een vreemd soort rondedansje kon ik het nog net voorkomen. Ik was opgelucht (de slak misschien nog wel meer), maar bedacht me dat er ook mensen zijn die er plezier in hebben om de slak juist kapot te trappen. Rare mensen vind ik dat en eigenlijk vind ik ook dat ze dat niet moeten doen.
Maar daarna realiseerde ik me dat ook die vernietigende kracht een plaats heeft in de wereld. Hier in het dal is de vernietiging overal aanwezig: lawinesporen, instortende berghellingen, omvallende bomen. En "kapot" is eigenlijk helemaal niet zo kapot als we misschien denken. Meestal ontstaat er weer iets moois op de ruïnes van wat kapot is gegaan. Je zou het ook kunnen zien als de overgang van het een naar het ander. Waar de boom stond komen nu paddestoelen tevoorschijn, waar de rots naar beneden is gevallen kan een beekje gaan stromen en de kapotte slak is een lekker hapje voor een kolonie mieren. Wel vervelend voor de boom, de rots en de slak, maar de wereld wordt er eigenlijk niet slechter door. Wel anders.

Ik hou zelf niet van kapotmaken. Ik schuif liever lichtvoetig tussen alles door, zonder al te veel sporen achter te laten. En dat lichtvoetige lukt ook al niet zo, vanwege die buik, jeweetwel.
Het belangrijkste lijkt dus niet dat alles "heel" blijft en het veroordelen van kapotmakers is dan ook niet helemaal terecht. Als er maar een beetje evenwicht blijft tussen de baanbrekers en de lichtvoetigen.

Het was een leuke gedachtenstroom om de dag mee te beginnen, maar Ton zal adviseren om dit allemaal met een korreltje zout te nemen. Al zullen we dat die slak maar besparen.

zondag 2 juni 2013

Rondje

In de tweede week dat ik hier was besloot ik dat de buik er aan moest geloven. Sinds het elke dag heen-en-weer fietsen naar de universiteit verleden tijd was geworden speelde mijn leven zich af binnen de paar meter tussen mijn bed en de koelkast, de twee meest verwijderde punten in mijn huisje. De buik greep zijn kans en voer er wel bij. Nu ben ik best tevreden met mijn lichaam, maar ik vind dat elk lichaamsdeel zijn plaats moet kennen en niet overdreven aanwezig moet zijn. De buik legde zich daar niet meer bij neer.

Om er voor te zorgen dat de hoogmoed van de buik de kop ingedrukt werd, probeerde ik een oude methode. Rondjes lopen, zo hard mogelijk. Er is hier in de buurt van het hotel een prachtig rondje: eerst naar de beek beneden, dan over een afstand van ongeveer een kilometer omhoog naar de ijzeren brug en vervolgens op niveau blijvend over het filosofenpad terug naar het hotel. Twee kilometer, dat is te doen voor een beginnende trimbuik.


De rest van mijn lichaam protesteerde echter overweldigend. Het hoogteverschil zorgde voor loodzware benen, verkrampte darmen, amechtige longen en een bonkend hoofd. Het leven is lijden, ik weet het, maar je hoeft het niet te overdrijven. Ik heb dus mijn rondje aangepast. Niet meer hardlopen, maar wandelen. Elke dag 3 kilometer van het hotel naar het gehucht Zuort en terug langs de beek. Daarbij bestijg ik drie keer de Utrechtse dom (in hoogteverschil dan), dus dat moet voor elke buik voldoende zijn om zich mokkend terug te trekken in de daarvoor bestemde holte.

Ik kan iedereen mijn rondje aanbevelen. Om 6 uur duik ik half slapend in mijn kleren, bind mijn bergschoenen onder en stap de deur uit. Het hotel nog in rust en de natuur net wakker. Gedachten in de richting "zal ik of zal ik niet" of "wat sneeuwt het buiten" geef ik geen kans, want dan is het bed altijd de winnaar, zeker als de bardienst de avond ervoor tot 1 uur heeft geduurd.

Pas tijdens het lopen wordt ik goed wakker. En luister ik naar de vogels. Nu moet je niet denken dat het een concert is als 's ochtends in Nederland: slechts een enkele vogel neemt de moeite om hier op grote hoogte tussen de naaldbomen een nestje te maken. De vogels die dat wel doen hebben bovendien een enorme rivaal in dit dal. De beek!


De beek heet "Brancla" en is hier al zo lang het dal bestaat. Nu moet je niet denken aan een vrolijke kabbelend bosbeekje. De beek heeft rivierambities. Zijn taak is al het regen- en smeltwater van de omliggende bergen zo snel mogelijk naar de rivier (de Inn, jeweetwel, van Innsbruck) te voeren en dat maakt herrie. Het is een soort continu geraas, dat overal in het dal aanwezig is. Eigenlijk net zoals je overal in Utrecht west de A2 hoorde ruisen, zo ruist hier de beek.
En eigenlijk is het hetzelfde geluid als de branding maakt in Akaroa, een prachtig schiereiland vulkaantje dat aan Nieuw-Zeeland bungelt.

 
Ook binnenshuis is het geluid van de beek altijd op de achtergrond aanwezig, alsof er airconditioning aan staat. Maar het went. De vogels hier in de buurt zingen gewoon een paar tandjes harder om boven de beek uit te komen. En ik stel me voor dat ik de A2 hoor of de branding bij Akaroa, net waar ik op dat moment het liefst wil zijn. Of gewoon in Val Sinestra, waar ik het mooiste rondje van de wereld kan lopen, voor de dag begint.

Buik of beek: je kan er last van hebben en van genieten. Kies zelf maar.