Ik ben nu in de buurt van Sarlat, weer terug in de Dordogne, twintig kilometer van Sablou af, waar ik vorig jaar was.
Ik pas op drie huizen, dertien schapen (Biba, Oma, Vlekje en tien naamloze schapen, waarvan zes minderjarig), een hond (Darius) en een schizofrene poes (Poes). Dit is het belangrijkste bezit van Danielle, mijn lerares Frans, die een maand door de Carraïben aan het zwerven is.
Om jullie alvast ook vooruit te praten: als ik hier vandaan ga, ga ik een kleine maand naar de Auvergne om te helpen bij een verhuizing / verbouwing en vervolgens door naar Val Sinestra. Ton en Suus moeten het dus een tijdje zonder mij stellen.
Het huizencomplexje ligt in het bos, ver van alles en iedereen vandaan en het is hier heerlijk. Ik krijg zo nu en dan bezoek en ik werd zelfs uitgenodigd om te komen dineren bij Ann, een Australische die hier in de buurt woont. Ann is een vriendin van Danielle en komt regelmatig Darius halen voor een wandeling.
Zo ook gisteren. Darius ging met Ann mee en zou ook een nachtje bij haar blijven logeren. Het was een schitterende zomerdag en ik heb heerlijk aan mijn ladenkastje gewerkt, de schapen gemasseerd, een tuinpoort gerepareerd, het gras gemaaid en het binnenplaatsje ontmost. Geen wolkje aan de lucht, tot ik Kareltje ontmoette.
Kareltje kwam ik tegen bij een zoektocht door de kelder annex werkplaats, hier onder het huis. Die werkplaats is op z'n Frans georganiseerd, zal ik het maar noemen. Dat betekent dat de werkbanken zo vol liggen met zooi dat je er geen potje verf op kwijt kunt en op de vloer een berg spullen ligt die twee koningsdagen lang voor een goeie omzet kan zorgen. Verder ruikt het er erg naar muis in staat van ontbinding.
Ik heb dus buiten maar een werkbank geimproviseerd. Onder begeleiding van de Obladi Oblada merel, die hier in de buurt woont, stond ik dan lekker onder de bomen in het zonnetje te schaven en te zagen.
Ik zocht een boor en ben daarvoor diep de kelderberg in gedoken. Kareltje lag gewoon op een schap. Eerst herkende ik hem nog niet omdat ik alleen een witte bol zag, maar toen ik hem oppakte grijnsde hij me tegemoet. Karel is een schedel met een kunstgebit. Z'n kunstgebit was losgeraakt en ik heb het weer netjes op z'n plaats gehangen. Later op de dag vertelde ik over Kareltje en heb ik zelfs een foto gedeeld, toen ik de opmerking kreeg dat ik nu wel mogelijk de vloek van Kareltje over mij af zou hebben geroepen. Zijn rust verstoord en hem op de foto gezet, er zijn mensen voor minder eeuwig verdoemd.
Ik had een schoon geweten. Een scheef kunstgebit moet geen pretje zijn, ook als je alleen nog maar schedel bent, dus ik had Kareltje een dienst bewezen. Ik vond ook de boor waar ik naar zocht en het leven was goed.
Uit respect voor de privacy van Kareltje en zijn familie hier een plaatje van een anonieme schedel |
Toe we thuiskwamen bleek hij een kleine wond in z'n voorpoot te hebben. Schoongemaakt en goed eten gegeven, maar hij bleef zich raar gedragen.
Ik begreep er niks van, tot het donker was geworden en het in de verte begon te rommelen. Darius is als de dood voor onweer, daarom is hij waarschijnlijk bij Ann weggelopen. We zijn samen op de veranda gaan zitten, Darius bibberend en ik naast hem om hem gerust te stellen. Ik zei allemaal kalmerende dingen tegen hem, over onweer dat voorbijtrekt en dat het alleen maar een beetje rommelde in de verte. Intussen dacht ik aan de vloek van Kareltje. Zou wat met Darius gebeurd was....?
Het is vreemd dat als je als rationele stoere man die alleen met een bange hond in het donker in een huisje in het bos zit, met naderend onweer, toch van die gedachten krijgt. In het zonlicht was Kareltje nog iets om grapjes over te maken, maar nu hij weer op zijn laatste rustplaats in de onoverzichtelijke kelder lag... Het huis hier staat ook nog vol met Afrikaanse maskers en beeldjes die allemaal erg onheilspellend kijken.

Een giga-klap maakte aan al mijn gedachten een eind. Ik geloof dat Darius en ik elkaar in de armen sprongen en een halve meter omhoog vlogen. Het licht was uit, de bliksem was vlakbij ingeslagen. Gelukkig had Danielle me laten zien waar de stoppenkast was: in Kareltjes kelder. Met een lichaam vol adrenaline en een hevig bonkend hart ben ik naar beneden gegaan om de hoofschakelaar weer om te zetten. Gelukkig was Darius nog banger dan ik en liet hij me geen stap alleen. Honden gaan altijd heel hoog janken bij bovennatuurlijke verschijnselen, dat weet ik van de film. En dat deed Darius niet.
De hoofdschakelaar kon ik vinden zonder bemoeienis van Kareltje en toen ik hem omzette deed alles het weer. Zelfs mijn computer startte weer. Alleen was er geen internet en ook de telefoon was dood. De Orange Livebox (het internet/telefoon modem) had de klap niet overleefd. Geen lampje wilde nog aan. Bedankt, Kareltje.
Zonder internet en telefoon is het leven hier uitermate sober. Ik ben dus maar naar bed gegaan, met bedrukt gemoed. Heerlijk geslapen zonder boze dromen, overigens.
Vanochtend scheen de zon weer heerlijk, maar ik had een moeizame dag in het vooruitzicht. Darius z'n poot zag er gelukkig wel een stuk beter uit, maar ik moest een nieuwe Livebox zien te krijgen, op naam van iemand die op Haiti zat. Franse organisaties zijn niet bepaald het toonbeeld van klantvriendelijkheid. Bijna alles vraagt veel formaliteiten met veel formulieren met handtekeningen van de juiste personen. Ton en ik hebben een maand op onze internetaansluiting zitten wachten, vorig jaar mei. Zonder internet kon ik niet werken, met niemand praten en mijn studie niet doen, waarvan morgen de deadline was.
Ik rekende op een week, minimaal.
Om half elf stond ik op de stoep van de Orange winkel in Sarlat te trappelen. Eerst moest ik me inschrijven en vertellen wat het probleem was. Mijn omslachtige beschrijving van het gebeurde werd kortgesloten door de Orange meneer, die op de Livebox wees en "kapoet"zei. Ik heb toch nog wat taallesjes nodig, geloof ik.
Ik mocht op van die plastic stoeltjes, net als bij de dokter. Het was druk, want onweer geweest en dat gaf me de tijd om de Orange troubleshooters eens rustig te bekijken. Over het algemeen jonge, relatief relaxte jongens, maar ook een dame van ongeveer mijn leeftijd die zeer gestresst ronstruinde, met een gezicht dat leek op de bui van gisteravond. Natuurlijk werd ik aan haar toegewezen. Dat beloofde veel moeilijk kijken, veel zuchten en veel vertraging, dacht ik. De ene week groeide in mijn gedachten tot een maand.
De dame ging met het nodige binnensmonds gemompel ("merde" en "putain" kon ik verstaan) mijn Livebox analyseren. Na een ingewikkeld programma werd na 5 minuten bevestigd dat hij inderdaad zo dood was als Kareltje. Mijn naam werd gevraagd en mijn telefoonnummer. Nu loopt het spaak, dacht ik. Hier gaan ze me uitleggen dat de abonnementhouder zelf langs moet komen. Ik had al wat briefjes van vijftig los in m'n zak gestopt: werkend internet is me wat waard.
Maar het was wonder boven wonder geen probleem. Mijn verhaal werd geaccepteerd en er werd een nieuwe Livebox uit het schap gehaald. De dame ging aan het configureren, zodat de maagdelijke Livebox wist wat hem te doen stond. Opgelucht vroeg ik de mevrouw of het altijd zo druk was op maandag en of er veel Liveboxen kapot gingen tijdens onweer. Ik meldde ook schuldbewust dat ik een beetje dom was geweest door de stekker niet uit het telefooncontact te halen. Of dat het was, of het feit dat ik Frans sprak: de mevrouw ontdooide aanmerkelijk. Ze lachte zelfs, zo nu en dan. En toen bleek dat ik de brief met codes niet kon overhandigen die bij het abonnement hoorde, was dat ook al geen probleem. Voor een luttel bedrag konden ze dat opzoeken. Ze stelde zelfs de Wifi in met hetzelfde wachtwoord als het geweest was.
Ik was blij, de mevrouw was blij en de lucht betrok op weg naar de volgende regenbui.
Thuisgekomen ging de nieuwe Livebox snorrend aan het werk. Ik ben blij met de goeie service van Orange en zo kwam het dat ik dit stukje in een goeie bui aan het schrijven ben. Soms is er een vloek van Kareltje voor nodig om me te realiseren hoe mooi het leven is als alles gewoon loopt zoals het loopt.