woensdag 9 november 2016

Afgetroefd

In 1981 was ik twintig jaar.

In 1981 werd in de VS een president gekozen. Het was een republikein die uit het niets opkwam, zeer extreme standpunten had en geen respect had voor de gevestigde orde. In de aanloop naar de verkiezingen was het ondenkbaar dat zo'n paljas tot president gekozen zou worden. De wereld stond in 1981 vol met atoombommen .
Deze president ging als een alfa-aap op het oorlogspad. Grote lelijke woorden zei hij tegen zijn tegenstanders. Tegenstanders die de vinger aan de trekker van hun atoomwapens hadden.

Ik kon er niets mee, met die dreiging. Als ik de mogelijkheid had gehad had ik die president willen stoppen, maar die mogelijkheid had ik niet. Dus stopte ik mijn hoofd onder het kussen, hoopte er het beste van en ging stage lopen in Saudi Arabië om te leren landmeten. Daarmee kon ik later in Afrika nuttig werk doen.
Maar het leek er op dat door de verkiezing van Ronald Reagan mensen ook wakker waren geschud. De vredesdemonstraties in Amsterdam en Den Haag waren enorm.

In Saudi Arabie kwam ik in een team terecht van hatende Hollanders. Ruwe blanke mannen die niet hielden van de Arabieren waarvoor ze werkten en niet van de Thaise mannen waarmee ze werkten. Ze hielden ook niet van het land en van het project waarmee ze bezig waren. Ze hielden wel van geld en uit eenzame wanhoop ook een beetje van elkaar, want wat moet je anders als je niks hebt.

Gelukkig zag ik mijn landgenoten alleen buiten het werk, wat eigenlijk raar is voor collega's. We woonden met z'n allen in een dorpje dat gebouwd was uit containers, ergens tussen de stad en de woestijn in. Maar daar woon je in Saudi Arabië al snel, tussen de stad en de woestijn.
Mijn werk bestond uit landmeten. Ik had een waterpasinstrument en een jeep en mocht de route uit gaan zetten waarlangs gegraven moest worden. Ik werd daarbij geholpen door Suthep, een Thai. Hij leek een stuk jonger dan ik en ging lachend en onbezorgd door het leven.
Mijn Thais was in die dagen niet zo best. Mijn Arabisch bestond uit dertien woorden. Suthep kende ook ongeveer dertien Arabische woorden, maar dan andere. En zijn Nederlands was ongeveer net zo goed als mijn Thais. Engelse woorden had hij iets meer, een stuk of vijftig. En die kende ik ook, dus het begin was er.
Landmeten is niet zo ingewikkeld en voor Suthep was het vooral een kwestie van op de juiste plaats staan en de maatlat verticaal houden. En de route uitstippelen met een verfspuitbus. Dat hij ook grote woestijnkevers meeverfde maakte het eentonige woestijnlandschap wat vrolijker. De kevers leken het prima te vinden.
Veel taal hadden we dus niet nodig voor het werk. Wel tijdens het lange autorijden naar en van de werkplekken. En zo maakten we geleidelijk aan onze eigen taal. Met gebaren en woorden in het Thais, Nederlands, Arabisch en Engels.
Aan het eind van een werkdag reden we terug naar huis, als je de containers zo mocht noemen. Suthep was stil en leek 'not happy'. Ik probeerde er achter te komen wat hem dwars zat, maar met zo weinig gereedschap praten over abstracte dingen als gevoelens valt niet mee. Er was iets met de "poejing" van Suthep, dat begreep ik wel. Maar wat dat was...
Gebarentaal bracht uitkomst. Het universele gebaar met twee handen voor een welgevormd lichaam. Een poejing was blijkbaar een vrouw. Tja, vrouwen waren schaars in Saudi, maar om daar nu de hele dag stil over te zijn. We hadden ook een uitdrukking voor "ikke nie begraip" gelukkig.
Toen ik Suthep afzette bij het Thaise slaapkamp moest ik wachten. Hij kwam even later terug met een boekje met foto's. Een jonge vrouw en twee kinderen. Zíjn vrouw en zíjn kinderen. Zijn poejing, die hij miste.

Terwijl Ronald Reagan lelijke dingen riep over de Sovjets, zag ik hoe mooi het is om elkaar te proberen te begrijpen, ook al kom je vanuit totaal andere hoeken in de wereld.

Ik heb mijn stage afgerond en ben waterputten gaan graven in Zambia. Als ik nu terugkijk zie ik dat de waterputten die ik heb helpen graven niet meer in gebruik zijn. Gebrek aan onderhoud.
Als ik opzoek hoe er nu wordt teruggekeken op Ronald Reagan, dan lees ik dat hij een eind heeft gemaakt aan de Koude Oorlog. En hij heeft nog gewonnen ook, waarmee hij de geschiedenisboeken in gaat als een goede president.
De dingen lopen vaak zo anders dan ik me vooraf kan voorstellen, hoe goed ik als mens ook ben in rekening houden met de toekomst. Wat was nu goed of slecht? Reagan als president? Ben als waterputtenbouwer? Was het Reagan die de koude oorlog had beëindigd? Of was het er de tijd voor en was hij toevallig president, in die tijd?

Er is nu weer een rare kwibus gekozen als president van de Verenigde Staten. De doemscenario's zijn niet van de lucht. Ik ben vooral bedroefd en teleurgesteld dat iemand met een boodschap van haat en intolerantie zoveel aanhangers heeft. Hier in Frankrijk is het al niet anders, met een zeer populaire extreem rechtse partij. En in Nederland hebben we onze Geert, die ook niet overloopt van vriendelijkheid voor andersdenkende mensen.

Ze zeggen dat de geschiedenis zich herhaalt. De dreiging komt volgens de nieuw gekozen president ook nu weer uit het oosten, maar nu uit het Midden-Oosten. En het klopt zeker dat ik me net zo onmachtig voel als toen, 35 jaar geleden. Ik voer de schapen, wandel met de hond en probeer aan de bomen te zien dat er vannacht iets veranderd is in de wereld, maar het lukt niet. Het leven is nog steeds goed; voor mij althans en voor de mensen waar ik van hou.
Eigenlijk wil ik het niet weten, dat nieuws, wil ik het negeren. Amerika is ver van mijn bed en ik ben sowieso ver van de bewoonde wereld, met al zijn presidenten en macht en economische belangen. Ik heb er geen behoefte aan, ik wil gewoon met de hond lopen en een warm huis.

Diep in mij zegt een stemmetje dat dat niet voldoende is. Dat door met de hond te wandelen en te doen of er niets aan de hand is, er alle ruimte is voor haatzaaiende, fanatieke, egocentrische mannen die de wereld naar hun hand willen zetten. En wanneer er voldoende haatzaaiers zijn volgt oorlog vanzelf. Een oorlog die niet meteen te merken zal zijn op mijn heuvel in Frankrijk, maar wel voor de Sutheps van deze wereld met hun poejings.

Ik begin wakker te worden, maar hoop nog dat het allemaal een boze droom is. Dat het allemaal wel mee blijkt te vallen, als we over twintig of vijfendertig jaar terugkijken. Ik draai me nog even om, op mijn heuvel ver van de bewoonde wereld. Maar mijn slaap is onrustig.

Het is 9-11-2016.

donderdag 3 november 2016

Rondleiding

Het is een beetje hollen na zes maanden stil staan, nu alweer een stukje. Maar ik heb veel te vertellen en ik ga weer drie weken op reis, weer op de schaapjes passen van een aantal afleveringen geleden.

Niet veel van jullie zullen twee keer 900 km gaan rijden als ik een huisopwarmfeestje geef, ben ik bang. Daarom maar een virtuele rondleiding in mijn zelf gehuurde Franse plattelandsheuvelhuisje.

Het huis staat hier al eeuwen, maar alleen de recente geschiedenis is bekend. In 1938 werd het gekocht door Marthe en Léon Gay, toen waarschijnlijk pas getrouwd. Ze hebben het grondig gerenoveerd: er kwam een WC binnenshuis en er werd zelfs elektriciteit aangelegd. Dat bleef nog beperkt tot één lamp per kamer en geen enkel stopcontact.
Het duurde nog tot de jaren zestig tot er stromend water naar Aurouer kwam, maar daarna ging het ook snel: in de jaren zeventig een boiler, zodat er warm stromend water was. Er werden in de keuken en twee van de drie slaapkamers stopcontacten aangelegd en er kwam een nieuw houtgestookt fornuis. Er werd ook een knap behangetje uitgekozen voor de slaapkamers en een mooi wandmeubel in de keuken gebouwd.
Daarna stopte de ontwikkeling tot ik er een paar weken geleden binnenstapte. En hoewel ik mijn best aan het doen ben om het wooncomfort een beetje op het niveau van 2016 te brengen, zijn de resten van 1970 nog goed zichtbaar. En eigenlijk vind ik dat hartstikke leuk.

In Franse boerenhuizen, zoals dit, is er een enorm verschil tussen binnen- en buitenmuren. De buitenmuren zijn meestal 40 cm dik. Dat isoleert lekker. De binnenmuren zijn als in Japanse huizen: je kunt er bijna doorheen kijken en geluid en warmte wordt al helemaal niet tegengehouden. Ook de vloeren zijn erg magertjes uitgevoerd; meestal een planken vloertje. Wel erg gezellig om met een flink gezin in zo'n huis te wonen. Privacy was toen nog niet zo'n onderwerp. En nu lekker makkelijk met de wifi: alle kamers prima ontvangst.

Verder zal ik de plaatjes het verhaal maar laten vertellen. Met hier en daar een toelichting.


Dit hele gebouw mag ik gebruiken. De deur links leidt naar een schuur, waar nu vooral veel hout in ligt voor de aankomende barre winter. Het woonhuis ligt dus achter de ramen.



Een paar dingen zijn heel fijn aan dit huis. Deze serre is er één van. Als de zon schijnt is het er al snel heerlijk.


Komt u vooral verder...


Als je de deur door bent sta je meteen in de belangrijkste ruimte van het huis. Mijn woonkeuken. Rechts keuken, links werkplek. Het is een beetje ingegeven door de verwarming: het houtfornuis is de enige stookmogelijkheid in huis. Dus in de keuken is het warm en in de rest van het huis is het aanklooien met elektrische kacheltjes.


Dit is het fornuis. Er kan één stuk hout van 50 cm lang tegelijk in. De bovenkant én de oven worden na verloop van tijd hartstikke heet. Maar koken is toch makkelijker op het gasfornuis dat er naast staat.


Het dressoir in de hoek van de keuken, dat zo terug kan naar de jaren 70. Met echt fineer van echt hout.


Als je de deur rechts door gaat kom je in de werkplaats. Ideaal, een werkplaats in huis. Ze noemen een werkplaats hier een atelier, dat klinkt toch net even beter. Alsof ik echt mooie dingen maak.


Doorkijkje naar het "atelier".


Achterin de keuken is de deur naar de trap. Het trapportaal en de bovenverdieping zijn in dezelfde kleur geschilderd als pistache ijs. Hartstikke lekker, maar je moet er niet naar kijken. Let ook op de (werkende) stofzuiger uit de middeleeuwen.


Bovenaan de trap. Links de badkamer, speciaal voor mij fel oranje geverfd. Dat wordt zo lekker wakker. Rechtdoor de TV / game / logeerkamer. Rechts de toegang tot de slaapkamer en de werkkamer.


De architect kwam er niet helemaal uit bij het plannen van de trap en de badkamer. Ik ben nog niet naar beneden gestort, ook 's nachts niet.


De werkkamer, waarin bar weinig gewerkt wordt. Te frisse werkomstandigheden. In de zomer wordt dat vast beter, hoewel ik dan waarschijnlijk meer buiten zal zijn. Beetje nutteloze kamer dus eigenlijk, maar er staat wel een hele mooie kast. En interessant behang dat waarschijnlijk gaat verdwijnen.


Dit is een oude kast met een spiegel van bibberglas. Klik maar op de foto, dan zie je het.


Gelukkig heb ik 's nachts mijn ogen dicht, anders zou ik té blij worden van die vrolijke bloemen. Ook hier gaat geverfd worden, denk ik. Het plafond is overigens niet behangen, dat scheelt dan weer.


In de logeer / game/ TV kamer ben ik al begonnen met het verstoppen van de bloemmotieven achter een strakke laag wit.

Al met al veel kamers voor een man alleen in de kracht van zijn leven, maar het is een fijn overzichtelijk huisje. Als je opknapsuggesties hebt hoor ik het graag. Ik vind het wandmeubel in de keuken eigenlijk een beetje te donkerbruin, maar om het nu zomaar over te gaan verven...

Nou, dat was het, bedankt voor de aandacht. U vindt zelf de uitgang wel weer en vergeet uw gids niet. Volgende keer in dit theater gaan we buitenshuis kijken. Wie doet wat in Aurouer en worden ze daar blij van.

dinsdag 25 oktober 2016

Adreswijziging

Het valt niet altijd mee om je te handhaven tussen de bureaucratische structuren van een nieuw land. Ik hou niet van bureaucratie en wil daarom ook liefst zo min mogelijk weten over regels. Dan kan ik overtuigend doen alsof mijn neus bloedt, als ik aangesproken wordt op een bureaucratische misser.
Liesbeth heeft een tijdje gewerkt als coach voor naar Frankrijk immigrerende Nederlanders. Zij weet daardoor helaas alle regels. Toegegeven, soms is dat ook erg handig.

De tijd die ik op Sablou doorbracht ben ik vooral een toerist met een bloedende neus geweest. Maar toen ik met Ton in een eigen huurhuis ging wonen, moesten we er aan geloven. Er moesten contracten gesloten worden met elektra-, water- en internetbedrijven en dus formulieren worden ingevuld en ondertekend.

Bij het bewijzen van je goeder trouw spelen in Frankrijk twee zaken een belangrijke rol.
Het ene is het bewijs van bewoning. Frankrijk heeft gek genoeg geen burgerlijke stand. Dat je ergens woont is pas afdoende bewezen als je een afschrift kunt laten zien van een rekening van een elektriciteitsmaatschappij of van een vaste telefoonverbinding. Zo lang je dus nog geen factuur van je elektriciteit hebt, kun je bijna nergens terecht.

Het andere bewijs is de zogenaamde RIB, het bewijs van je bankrekeningnummer. Die rib moet je laten zien als je bijvoorbeeld elektriciteit aan wilt vragen. Dus moet je eerst een bankrekening openen. En bij de bank willen ze graag een bewijs van bewoning, voor ze een rekening voor je openen, ofwel een elektriciteitsrekening die je nog niet hebt, omdat je geen bankrekening hebt. Een typisch geval van kip en ei of kastje en muur.

In Beaulieu konden Ton en ik deze patstelling doorbreken doordat de vrouw van onze huisbaas bij de bank werkte. Zij kon verklaren dat het wel goed zat met ons en onze bewoning, waarop de bankrekening werd geopend. Daarvoor moesten we wel op spreekuur komen bij een meneer die ons fors ondervroeg over of we getrouwd waren, al dan niet met elkaar, hoeveel kinderen en van welke leeftijd, wat voor inkomen we dit jaar dachten te verwerven en hoeveel we -ongeveer- uit gingen geven.
In ruil daarvoor kregen we een rekening waarop we geld konden storten en via internet kijken hoe dat op de rekening stond te staan. Verder kregen we het in Frankrijk heilige chequeboek en konden we via automatische overschrijving geld van onze rekening af laten halen, door bijvoorbeeld de elektriciteitsmaatschappij. Rood staan was onmogelijk, geld overboeken op een andere rekening kon ook niet en pinnen werd ook moeilijk, want we hadden geen pas. Tot zo ver de gratis dienstverlening van de Franse banken
Alles verliep goed. Van mijn rekening werd ons water betaald en dat ging keurig automatisch iedere maand. Ik keek via internet zo nu en dan mee en zag dat het goed was.

Na mijn verhuizing vond ik echter dat mijn adres niet meer klopte. Ik logde vol goede moed in om dat eens te gaan aanpassen, maar helaas. Zo maar je adres aanpassen, dat kon niet. Ik moest bellen met een vriendelijk dame, maar ook zij kon mijn adres niet aanpassen. Ze kon wel een afspraak maken met iemand op een kantoor, die mij verder kon helpen. De afspraak was over twee weken.

Het is twee weken later. In vrolijke stemming omdat ik niet ben verdwaald loop ik het bankkantoor binnen in een klein plaatsje dat als regionaal hoofdkwartier fungeert. De dichtstbijzijnde plaats voor tanken, de supermarkt, de doe-het-zelf winkel, de snackbar en blijkbaar ook de bank.
Achter de verlaten balie zit een dame, in overleg met een man in een pak naast haar. Ik ben na ruim twee jaar inmiddels zo ingeburgerd dat ik beleefd wacht tot men zich tot mij richt. Men is in dit geval de zittende vrouw, want de pakman loopt naar een kantoortje achterin het pand.
Ik vertel de mevrouw dat ik om tien uur een afspraak heb om mijn adres te wijzigen en kijk daarbij zoekend om me heen. Ah, daar hangt een klok en hij geeft precies tien uur aan. "O, dat is een afspraak met mij", roept meneer Pakman, die blijkbaar mee heeft geluisterd. Ik maak al aanstalten om door te lopen naar het kantoortje. De tijd en de personen voor de bijeenkomst kloppen, dus waar wachten we nog op!
Waar we precies op wachten is me niet duidelijk, maar ik moet nog maar even op de wachtstoel gaan zitten zegt de dame. Dankzij de klok zie ik dat ik tien minuten moet wachten. In de tussentijd is meneer Pakman verdwenen door een deur naast zijn bureau, waaruit hij gelukkig ook weer tevoorschijn komt. Ik mag aantreden, geeft hij me te kennen. Wanneer ik langs de deur kom waarachter hij tien minuten heeft verpoosd geeft de kwaliteit van de lucht overduidelijk aan waarom hij nog tien minuten nodig had. Als ik zijn hand schud, voelt deze niet fris en zepig aan, wat dan weer jammer is.

Het veranderen van je adres is geen zaak die je licht moet opvatten, blijkt al snel. Meneer Pakman vraagt of ik mij kan legitimeren, wat ik gelukkig kan. Mijn paspoort wordt uitgebreid gefotokopieerd. Niet alleen de pagina waarop ik uitdrukkelijk niet mijn tanden laat zien, maar ook de voorkant van het paspoort en de pagina met vage standaardinformatie daarna. Wanneer hij aanstalten maakt om de volledig lege pagina's met visa-mogelijkheid te gaan kopiëren, stel ik hem gerust dat die allemaal leeg zijn. Dat stuit gelukkig zijn kopieerdrift. Er gaat een nietje door mijn tandeloze glimlach en de kopietjes verdwijnen in een dossiermap. Zo'n echte van een soort geel-beige.


Of ik vervolgens mijn bewijs van bewoning wil produceren. Oeps! Toch niet zo goed ingeburgerd, ik heb geen bewoonbewijs meegenomen! Vooral omdat ik geen elektriciteitsrekening heb, want mijn huisbaas betaalt de elektra. En een vaste telefoon heb ik ook al niet. Ik bied aan binnen afzienbare tijd mijn huurcontract en de factuur van mijn internetaansluiting te komen brengen. Meneer Pakman vind dat een creatieve geste, al twijfelt hij of het voldoende zal zijn. Blijkbaar is er nog een baas van meneer Pakman die beoordeelt of het bewijs van verhuizing wel overtuigend is. Ach, in het ergste geval wijzigen ze mijn adres niet. Ik heb toch geen recht op papieren afschriften met die gratis rekening.
Na het invullen, dubbel stempelen en ondertekenen van een formulier in tweevoud was de transactie beslecht. Ik was verhuisd, als ik tenminste de bewijsstukken na zou zenden.

Meneer Pakman was nog niet met mij klaar. Net als bij het afsluiten van de rekening werd ik ondervraagd op seksuele voorkeur, allergieën en politiek stemgedrag en of mijn kinderen zich een beetje fatsoenlijk ontwikkelden. Bovendien merkte meneer Pakman minzaam op dat ik niet zo veel deed met mijn bankrekening en of dat zo zou blijven.
Ik heb hem verzekerd dat ik grote plannen had voor het nieuwe jaar, als mijn nieuwe huis was ingericht en mijn adreswijziging rond was. Daarna ging hij een envelop voor me zoeken om de bewijsdocumenten te kunnen posten, wat dan wel weer lief was. Daar was hij weer 10 minuten voor aan het rommelen, in het vertrek tegenover het kleine kamertje waar hij eerder was. Daarna moest ook de dame van de balie er nog aan te pas komen en bleek het voorgedrukte adres niet te kloppen, zodat er gestempeld en doorgestreept en verbeterd moest worden.

Trots als een pauw liep ik het kantoor uit. Weer een overwinning van de burger op de bureaucratie. Het kost twee uur en een paar liter benzine, maar nu was mijn adres toch echt gewijzigd. Bij de bank, tenminste. Nu nog die zeven andere instanties...

P.S. Toen ik zojuist -drie dagen later- inlogde op mijn bankrekening, zag ik dat mijn adres nog niet gewijzigd was. Het gaat vast in orde komen. Toch?

dinsdag 18 oktober 2016

Het bakje van Annie in de kast van Marthe

In de Franse Auvergne ligt het gehucht Aurouer. Het dorpje heeft nu nog maar een stuk of tien permanente bewoners. Het valt onder de gemeente La Chabanne, waar de kerk staat en wel tweehonderd mensen wonen.
Zeventig jaar geleden was Aurouer een dicht bevolkt dorp, met veel meer huizen dan er nu staan. Er woonden boeren, van het keutertype, die in de winter klompen maakten zoals alle boeren uit de streek. Voor die klompen kwamen ze zelfs uit Bretagne, zo goed waren ze.

Aurouer, daar tussen de bomen
In die tijd woonde Marthe in Aurouer. Ze was met een Gay getrouwd, een bekende familie uit de streek. In die tijd kon je nog gewoon Gay heten, zonder dat iedereen ging gniffelen. Naast de Gays had je nog een handjevol families. Heel veel verschillende achternamen vond je niet terug op het kerkhof van La Chabanne. Naast het huis van Marthe stond het boerderijtje van de Chambonnieres. En de Chambonnieres hadden een dochter, Annie. Annie was van dezelfde leeftijd als de zoons van Marthe.

Zowel die zoons als Annie trokken weg uit Aurouer, naar de grote steden: Vichy, Roanne of zelfs Clermont-Ferrand. Daar bruiste het leven meer dan in de landelijke omgeving van Aurouer. Marthe bleef. Ze kende niet anders dan Aurouer en La Chabanne en je had er alles wat een mens nodig had.
Marthe bleef zó lang dat ze de jongelui weer terug zag komen. Niet meer zo jong en een beetje moe van de drukte van de grote stad, kwamen ze terug naar Aurouer om de vakanties door te brengen. De huisjes in Aurouer werden geërfd door de jongere generatie, die er vakantiehuisjes van maakten.

Het bracht weer wat leven in het dorp, maar ook stadse invloeden waar Marthe het niet zo op had. Neem nu Annie. Bij het inrichten van haar ouderlijk huis als vakantiehuisje had ze het goede aardewerk zo maar weg gedaan en vervangen door nieuw. Terwijl het oude nog prima was.
Het nieuwe servies had streepjes in felle kleuren. Aanstellerij waar je snel weer op uitgekeken was, vond Marthe. In haar keukenkast geen polonaise.

Toch is het zo dat nu een deel van dat servies met die streepjes in de fraaie jaren zeventig kast van Marthe staat.



Hoe dat bakje daar terecht is gekomen, dat heeft te maken met mijn avonturen van het afgelopen halfjaar.

In april was ik nog op de schapen van Daniëlle aan het passen en schreef ik jullie over Kareltje. Er was toen al een bezoek aan de Auvergne gepland, omdat ik een Nederlandse dame had ontmoet, Liesbeth, die hulp nodig had bij de verbouwing van haar nieuwe huis in de Auvergne.
Ik was geïnteresseerd in de Auvergne omdat ik het een mooie streek vind en de huizenprijzen er zodanig laag zijn, dat ik er met de schamele inhoud van mijn spaarpot nog wel iets kon kopen.
De plannen die ik had om samen met Ton een boerenerf te gaan bevolken kwamen niet echt van de grond, dus ik wilde me wel oriënteren op iets anders.


Ik ben in mei met camper en al naar de Auvergne getogen, heb kunnen zien hoe Liesbeth de koopakte  van haar huis ondertekende bij de Franse notaris en ben daarna mee gegaan naar het huis van de verkopende dame, die Annie heette. Annie was op leeftijd en deed haar "maison secondaire" van de hand. Sinds ze weduwe was, was de lol er een beetje af en de kinderen waren ook niet geïnteresseerd. Maar het was wel haar ouderlijk huis geweest, dus het deed haar wel iets.
Annie had het huis niet volledig ontruimd, bleek toen we aankwamen bij Liesbeths nieuwe eigendom. Er stonden nog monumentale kasten en bedden van 1,15 m breed en 1,80 m lang. Ooit was dat voldoende voor twee volwassenen, nu kon ik er net diagonaal in mijn eentje in. En een boel servies, waaronder vrolijke bakjes en bekers met streepjes. Liesbeth wilde schoon schip, dus ik kreeg die bakjes en bekers.

Het huis van Liesbeth
In mei ben ik hard aan het werk gegaan in het huis van Liesbeth. Er was veel te klussen en tussendoor hadden we het gezellig. Maar uiteindelijk ben ik in juni toch weer in de auto gestapt om terug te gaan naar Ton en Suus. Het gestreepte servies ging uiteraard mee.

De badkamer die ik had gebouwd was nog niet helemaal af, dus een paar weken later ging ik terug om hem te vervolmaken. 
Ik ontmoette toen Bernard (spreek uit als "Bernaar"), die de eigenaar was van ook zo'n leuk huisje, vijftig meter rechts van het huis van Liesbeth. Dat huisje was van zijn ouders geweest en stond nu leeg omdat zijn moeder Marthe niet zo lang geleden overleden was. Bernard wilde het gaan opknappen, maar had een slechte knie waardoor het er niet van kwam.
Het leek me wel een leuk idee om in het huisje te gaan wonen. Dat het nog helemaal in de stijl van de jaren zeventig was, vond ik niet zo'n probleem. Er was elektriciteit, water en verwarming en ik kon tijdens het wonen wel een beetje op gaan knappen, dacht ik.

Na een maandje nadenken vond Bernard het wel een goed idee. We spraken af dat ik per 1 september het huisje zou gaan huren, tegen een prijs waar je in Utrecht nog geen garage voor huurt.
En zo gebeurde het. Eind augustus ben ik met mijn verhuiswagenpark (een Suzuki Alto en een camper van 36 jaar oud) heen en weer gaan rijden tussen de Correze en de Auvergne. Het waren veel kilometers en barre tochten, met banden die op knappen stonden en koelsystemen die het opgaven. Maar half september was alles over, inclusief het vrolijk gekleurde servies van Annie, dat uiteraard een plekje kreeg in de mooie jaren zeventig kast van Marthe.

Het huis van Bernard, waar ik nu woon.
Dus woon ik hier nu al anderhalve maand, op kruipafstand van een hele leuke buurvrouw waar ik regelmatig samen mee eet, praat, film kijk en allerlei andere dingen doe die mensen doen als ze elkaar aardig vinden. Het leven hier bevalt me prima, mede omdat ik sinds een week zelf een internetaansluiting heb. De draad hing er al, zoals je op de foto kunt zien, maar er kwam anderhalve maand lang niets doorheen.

De komende weken zal ik wat meer vertellen over het huis en het dorp en de mensen die er wonen enzo. Het heet Aurouer, maar dat had je vast al begrepen.

Er komen ongetwijfeld ook bespiegelingen over het leven tussendoor, dat kan ik ook niet helpen. Ik vind het fijn om weer te schrijven en ik ben blij dat je naar me hebt geluisterd. Tot snel!

Trouwens, Annie en Marthe zijn echt buren geweest in Aurouer, maar wat Marthe vond van het gestreepte servies van Annie heb ik helemaal zelf verzonnen. Marthe was een lieve zachtaardige vrouw, heb ik uit de verhalen begrepen, dus misschien heb ik haar iets te streng gemaakt.





maandag 4 april 2016

Kareltje

Ik schrijf dit in een opperbeste stemming, hoewel de lucht grijs en grauw is. En dat terwijl mijn stemming vanochtend bij een zonnige lucht tamelijk bedrukt was. Ik realiseer me weer eens dat een gevoel van geluk van kleine dingen afhankelijk is en dat zal ik toelichten, maar eerst moet ik jullie weer even bijpraten.

Ik ben nu in de buurt van Sarlat, weer terug in de Dordogne, twintig kilometer van Sablou af, waar ik vorig jaar was.
Ik pas op drie huizen, dertien schapen (Biba, Oma, Vlekje en tien naamloze schapen, waarvan zes minderjarig), een hond (Darius) en een schizofrene poes (Poes). Dit is het belangrijkste bezit van Danielle, mijn lerares Frans, die een maand door de Carraïben aan het zwerven is.
Om jullie alvast ook vooruit te praten: als ik hier vandaan ga, ga ik een kleine maand naar de Auvergne om te helpen bij een verhuizing / verbouwing en vervolgens door naar Val Sinestra. Ton en Suus moeten het dus een tijdje zonder mij stellen.



Het huizencomplexje ligt in het bos, ver van alles en iedereen vandaan en het is hier heerlijk. Ik krijg zo nu en dan bezoek en ik werd zelfs uitgenodigd om te komen dineren bij Ann, een Australische die hier in de buurt woont. Ann is een vriendin van Danielle en komt regelmatig Darius halen voor een wandeling.
Zo ook gisteren. Darius ging met Ann mee en zou ook een nachtje bij haar blijven logeren. Het was een schitterende zomerdag en ik heb heerlijk aan mijn ladenkastje gewerkt, de schapen gemasseerd, een tuinpoort gerepareerd, het gras gemaaid en het binnenplaatsje ontmost. Geen wolkje aan de lucht, tot ik Kareltje ontmoette.
Kareltje kwam ik tegen bij een zoektocht door de kelder annex werkplaats, hier onder het huis. Die werkplaats is op z'n Frans georganiseerd, zal ik het maar noemen. Dat betekent dat de werkbanken zo vol liggen met zooi dat je er geen potje verf op kwijt kunt en op de vloer een berg spullen ligt die twee koningsdagen lang voor een goeie omzet kan zorgen. Verder ruikt het er erg naar muis in staat van ontbinding.
Ik heb dus buiten maar een werkbank geimproviseerd. Onder begeleiding van de Obladi Oblada merel, die hier in de buurt woont, stond ik dan lekker onder de bomen in het zonnetje te schaven en te zagen.
Ik zocht een boor en ben daarvoor diep de kelderberg in gedoken. Kareltje lag gewoon op een schap. Eerst herkende ik hem nog niet omdat ik alleen een witte bol zag, maar toen ik hem oppakte grijnsde hij me tegemoet. Karel is een schedel met een kunstgebit. Z'n kunstgebit was losgeraakt en ik heb het weer netjes op z'n plaats gehangen. Later op de dag vertelde ik over Kareltje en heb ik zelfs een foto gedeeld, toen ik de opmerking kreeg dat ik nu wel mogelijk de vloek van Kareltje over mij af zou hebben geroepen. Zijn rust verstoord en hem op de foto gezet, er zijn mensen voor minder eeuwig verdoemd.
Ik had een schoon geweten. Een scheef kunstgebit moet geen pretje zijn, ook als je alleen nog maar schedel bent, dus ik had Kareltje een dienst bewezen. Ik vond ook de boor waar ik naar zocht en het leven was goed.
Uit respect voor de privacy van Kareltje en zijn familie hier een plaatje van een anonieme schedel
Tegen etenstijd kreeg ik een telefoontje. Een zeer rap pratende Fransman. Uit zijn verhaal kon ik eigenlijk alleen het woord "chien" (hond) opvangen, maar hij zei later ook nog "Border Collie". En aangezien Darius zowel chien als Border Collie is, heb ik hem drie keer gevraagd om het verhaal nog eens te vertellen, maar dan langzaam. Darius was bij hem over het hek de tuin in gesprongen en was gewond. Ik ben als een razende naar het gehucht gereden waar de beste man woont en daar zat inderdaad Darius, die bij Ann hoorde te zijn. Zijn voorpoot was bebloed en hij hijgde onophoudelijk.
Toe we thuiskwamen bleek hij een kleine wond in z'n voorpoot te hebben. Schoongemaakt en goed eten gegeven, maar hij bleef zich raar gedragen.
Ik begreep er niks van, tot het donker was geworden en het in de verte begon te rommelen. Darius is als de dood voor onweer, daarom is hij waarschijnlijk bij Ann weggelopen. We zijn samen op de veranda gaan zitten, Darius bibberend en ik naast hem om hem gerust te stellen. Ik zei allemaal kalmerende dingen tegen hem, over onweer dat voorbijtrekt en dat het alleen maar een beetje rommelde in de verte. Intussen dacht ik aan de vloek van Kareltje. Zou wat met Darius gebeurd was....?
Het is vreemd dat als je als rationele stoere man die alleen met een bange hond in het donker in een huisje in het bos zit, met naderend onweer, toch van die gedachten krijgt. In het zonlicht was Kareltje nog iets om grapjes over te maken, maar nu hij weer op zijn laatste rustplaats in de onoverzichtelijke kelder lag... Het huis hier staat ook nog vol met Afrikaanse maskers en beeldjes die allemaal erg onheilspellend kijken.






















Een giga-klap maakte aan al mijn gedachten een eind. Ik geloof dat Darius en ik elkaar in de armen sprongen en een halve meter omhoog vlogen. Het licht was uit, de bliksem was vlakbij ingeslagen. Gelukkig had Danielle me laten zien waar de stoppenkast was: in Kareltjes kelder. Met een lichaam vol adrenaline en een hevig bonkend hart ben ik naar beneden gegaan om de hoofschakelaar weer om te zetten. Gelukkig was Darius nog banger dan ik en liet hij me geen stap alleen. Honden gaan altijd heel hoog janken bij bovennatuurlijke verschijnselen, dat weet ik van de film. En dat deed Darius niet.

De hoofdschakelaar kon ik vinden zonder bemoeienis van Kareltje en toen ik hem omzette deed alles het weer. Zelfs mijn computer startte weer. Alleen was er geen internet en ook de telefoon was dood. De Orange Livebox (het internet/telefoon modem) had de klap niet overleefd. Geen lampje wilde nog aan. Bedankt, Kareltje.
Zonder internet en telefoon is het leven hier uitermate sober. Ik ben dus maar naar bed gegaan, met bedrukt gemoed. Heerlijk geslapen zonder boze dromen, overigens.

Vanochtend scheen de zon weer heerlijk, maar ik had een moeizame dag in het vooruitzicht. Darius z'n poot zag er gelukkig wel een stuk beter uit, maar ik moest een nieuwe Livebox zien te krijgen, op naam van iemand die op Haiti zat. Franse organisaties zijn niet bepaald het toonbeeld van klantvriendelijkheid. Bijna alles vraagt veel formaliteiten met veel formulieren met handtekeningen van de juiste personen. Ton en ik hebben een maand op onze internetaansluiting zitten wachten, vorig jaar mei. Zonder internet kon ik niet werken, met niemand praten en mijn studie niet doen, waarvan morgen de deadline was.
Ik rekende op een week, minimaal.

Om half elf stond ik op de stoep van de Orange winkel in Sarlat te trappelen. Eerst moest ik me inschrijven en vertellen wat het probleem was. Mijn omslachtige beschrijving van het gebeurde werd kortgesloten door de Orange meneer, die op de Livebox wees en "kapoet"zei. Ik heb toch nog wat taallesjes nodig, geloof ik.
Ik mocht op van die plastic stoeltjes, net als bij de dokter. Het was druk, want onweer geweest en dat gaf me de tijd om de Orange troubleshooters eens rustig te bekijken. Over het algemeen jonge, relatief relaxte jongens, maar ook een dame van ongeveer mijn leeftijd die zeer gestresst ronstruinde, met een gezicht dat leek op de bui van gisteravond. Natuurlijk werd ik aan haar toegewezen. Dat beloofde veel moeilijk kijken, veel zuchten en veel vertraging, dacht ik. De ene week groeide in mijn gedachten tot een maand.



De dame ging met het nodige binnensmonds gemompel ("merde" en "putain" kon ik verstaan) mijn Livebox analyseren. Na een ingewikkeld programma werd na 5 minuten bevestigd dat hij inderdaad zo dood was als Kareltje. Mijn naam werd gevraagd en mijn telefoonnummer. Nu loopt het spaak, dacht ik. Hier gaan ze me uitleggen dat de abonnementhouder zelf langs moet komen. Ik had al wat briefjes van vijftig los in m'n zak gestopt: werkend internet is me wat waard.
Maar het was wonder boven wonder geen probleem. Mijn verhaal werd geaccepteerd en er werd een nieuwe Livebox uit het schap gehaald. De dame ging aan het configureren, zodat de maagdelijke Livebox wist wat hem te doen stond. Opgelucht vroeg ik de mevrouw of het altijd zo druk was op maandag en of er veel Liveboxen kapot gingen tijdens onweer. Ik meldde ook schuldbewust dat ik een beetje dom was geweest door de stekker niet uit het telefooncontact te halen. Of dat het was, of het feit dat ik Frans sprak: de mevrouw ontdooide aanmerkelijk. Ze lachte zelfs, zo nu en dan. En toen bleek dat ik de brief met codes niet kon overhandigen die bij het abonnement hoorde, was dat ook al geen probleem. Voor een luttel bedrag konden ze dat opzoeken. Ze stelde zelfs de Wifi in met hetzelfde wachtwoord als het geweest was.
Ik was blij, de mevrouw was blij en de lucht betrok op weg naar de volgende regenbui.

Thuisgekomen ging de nieuwe Livebox snorrend aan het werk. Ik ben blij met de goeie service van Orange en zo kwam het dat ik dit stukje in een goeie bui aan het schrijven ben. Soms is er een vloek van Kareltje voor nodig om me te realiseren hoe mooi het leven is als alles gewoon loopt zoals het loopt.

dinsdag 15 maart 2016

Limousine

Onze buurvrouw was een Limousine. Dat komt omdat Frankrijk regio's heeft, een soort superprovincies. Wat die regio's precies doen is mij nog niet duidelijk geworden, maar het past wel in de manier waarop Frankrijk wordt geregeerd: heel hiërarchisch met veel niveaus. Ons dorpje valt onder de gemeente Altillac in het department Corrèze, in de regio Limousin, die onlangs is opgegaan in de superregio met de poëtische naam Aquitaine-Limousin-Poitou-Charentes. Mijn buurvrouw is nu dus een Aquitaine-Limousin-Poitou-Charentesse.
Grote auto's heten ook limousines, wat volgens de overlevering komt doordat de chauffeurscabine van de eerste limousines leken op de capuchons van herders uit de Limousin. Dus niet omdat er in de Limousin een fabriek van grote auto's stond. Het heeft dus maar weinig gescheeld of grote auto's hadden Drenten geheten.


Mijn reis naar Nederland en terug deed ik ook een paar keer in een grote auto, maar niet bepaald een limousine. Rijden jullie een stukje mee?

Het is een zondagochtend, half februari. Als ik om 6 uur rillend uit mijn slaapzak kom om in de bosjes rond het parkeerterrein te gaan plassen, zie ik dat ik nog de enige ben. De auto's van de zaterdagavondstappers zijn verdwenen terwijl ik sliep.
Ik kwam gisteravond niet verder dan deze voorstad van Orleans, na een dag lang door storm- en regenachtig noord-Frankrijk sukkelen. De bedoeling was een korte stop bij de McDo, zoals hij hier in de volksmond heet, maar toen ik de hamburger en de zeer Franse frietjes op had, vielen mijn ogen van hun steeltjes. Er stond ook een file klaar in mijn richting, dus werd de parkeerplaats mijn camping.

De oploskoffie smaakt goed in de vroege kou en na twee slobberbakken besluit ik om maar te gaan rijden. Ik maak Mireille wakker door op haar knopje te drukken. Zonder ochtendhumeur, maar ook zonder ochtendhumor vertelt ze me waar we heen moeten. Mireille is mijn enige metgezel op deze twee dagen durende schommelreis. Mireille is begiftigd met een licht Goois accent, ondanks dat ze bij de Aldi vandaan komt. Verder is er weinig op haar aan te merken, al is het behandelen van de rotondes een beetje overdreven. In plaats van te zeggen: "bij de volgende rotonde rechtdoor" vertelt ze me het volgnummer van de afslag. En daar begint ze al lang van tevoren mee. "Over 700 meter, bij de rotonde, de tweede afslag nemen". Dat herhaalt ze 300 meter later en voor het geval ik het niet had begrepen op de rotonde zelf ook nog eens. Mijn route heeft 56 rotondes, ik heb ze op de heenreis geteld. Sommige liggen zo kort na elkaar dat Mireille niet meer weet hoe ze het heeft, maar ze blijft op die manier wel gezellig aan het praten.


Orleans is stil op zondagochtend. Geen file meer, zelfs nauwelijks verkeer. Ik neem me voor te onthouden dat ik grote steden in de vroege ochtend moet doorkruisen, maar ga dat waarschijnlijk weer vergeten. Hoeveel vergeten gedachten ontstaan er op een eenzame reis van twee dagen?
Om kwart voor acht gaat de straatverlichting uit, maar echt licht wordt het niet. Het weer lijkt nog te slapen voor zonsopgang. Het is grijs en niksig, on-weer eigenlijk, zonder gedonder.
Als je op zondagochtend door Franse dorpjes rijdt, begrijp je waarom bakker op wakker lijkt. In elk dorp zijn er een paar lichtpuntjes en als ik het geluk heb dat een stoplicht me daar laat stoppen kan ik even meegenieten van de geur van verse croissants.

De koffie in het kopje op mijn dashboard klotst zachtjes heen en weer. Het smaakt een beetje naar knakworst en zeep. Toch maar weer eens afwassen.
Het Frankrijk waar ik van hou begint bij Orleans. Het noorden van Frankrijk is maar een troosteloze boel. Lelijke huizen, eigenlijk, en ieder plaatsje met minimaal de afmetingen van Papendrecht heeft zo'n bedrijventerreintje met een supermarkt, een bandendiscount en soms een brico, wat Frans is voor doe-het-zelf. En soms ook nog een McDo. Verder vooral grote velden met graan of mais of zonnebloemen die met grote machines worden bewerkt.
De grote Franse supermarkten hebben bijna allemaal een benzinestation met brandstof die stukken goedkoper is dan bij de klassieke benzinepompen. Dat is prettig voor mij met mijn slurpend bakbeest, maar het levert wel littekens op in de stadjes. De garages met pomp die in veel stadjes ergens in de buurt van het centrum waren, zijn vaak leeg en verlaten. Sommige proberen het nog, maar als je 3 kilometer verder een dubbeltje minder betaalt voor een liter, dan is de homo economicus snel uitgerekend.


De weinige auto's die ik zo vroeg tegen kom rijden netjes in kleine kuddes. Kilometers lang geen koplamp te zien en dan opeens vier achter elkaar. Mij lukt het niet om zo'n kudde achter me te krijgen, daar rij ik te langzaam voor. Het bakbeest inhalen is voor een hanige Franse automobilist geen punt.
In het bos dat ik doorkruis slapen op de zijweggetjes de lichtekooien nog in hun campers. Toen het bakbeest op een vorige reis panne kreeg, legde de wegsleepchauffeur me dat uit. Prostituees bivakkeren in Franse bossen in hun eigen campertje. Knus en ver weg van de bewoonde wereld, spiedende ogen en roddelende tongen. Goed om te weten voor de argeloze kampeerder. Ik ben benieuwd hoe vaak het is voorgekomen dat Truus en Piet uit Almere werden opgeschrikt door een hitsige Fransoos, terwijl ze net zo lekker aan de koffie zaten in hun camper.

Ik ontbijt met het lunchpakket dat mijn oude moeder niet kon nalaten me mee te geven bij mijn vertrek. Lekkere gekookte eitjes, wel moeilijk pellen achter het stuur. Voor moeders blijven kinderen altijd kinderen, ook al zijn ze de vijftig gepasseerd.
Vierzon verschijnt op de borden. Vierzon ligt in het department Cher, wat "lief " betekent. En inderdaad wordt het landschap liefelijker, meer heuvels en bosjes met kleine verscholen dorpjes en zowaar lost ook de grijsheid op en komt één zon me begroeten.
Na Vierzon begint de snelweg voor mij. Omdat mijn schommelend bejaard voertuig niet veel harder kan dan 80 rij ik niet over tolwegen, maar binnendoor. Dat heeft als nadeel dat ik bij ieder dorpje bordjes tegenkom die me vertellen dat ik minder hard moet rijden. Van 90 buiten de bebouwde kom via 70 en 50 soms zelfs tot 30 kilometer per uur. Hoe goed ik ook oplet, na een stuk of twintig van die dorpjes is er altijd wel eentje met een flitskastje dat feilloos registreert dat ik 1 of 2 kilometer te hard reed. Zo haalde ik op de laatste reis 180 euro aan boetes op. Je mag voor hetzelfde geld ook 20 kilometer te hard rijden van de Franse justitie, maar dat haalt mijn trouwe pakezel niet.

De zegeningen van een 36 jaar oude camper
Mireille neemt voorlopig afscheid van me met een "volg de richting van de weg voor 230 kilometer" als ik de snelweg op draai. Heerlijk, even een tijdje niet op de maximum snelheid letten.
Het landschap wordt hoe langer hoe heuveliger. Soms is er een extra baan bij het naar boven gaan voor langzaam verkeer, waar ik dankbaar gebruik van maak als ik met 40 naar boven kruip. De parkeerplaatsen krijgen namen als gedichten: Aire des Champs d'Amour, Aire des Milles Etangs. Ik kom in de buurt van wat nu mijn thuis is.

Het laatste stukje van 40 kilometer tussen de snelweg en onze woonheuvel is bekend terrein. De plaatsnamen staan ook vermeld in het Occitaans, een oude taal die ooit in het zuiden van Frankrijk werd gesproken en die op Spaans lijkt. Collonges-la-Rouge, Saint-Julien-Maumont, Marcillac-la-Croze, ze voelen net zo bekend als Woerden, Abcoude en Bunnik. Gek hoe snel dat gaat, een jaartje.

De laatste hindernis is het weggetje naar ons dorp en dan komt het huis met de pastelgroene luiken in zicht. Thuis.

maandag 7 maart 2016

Verwachten en vertrouwen

Alweer twee maanden geleden dat ik mijn laatste stukje schreef! Het scheelt dat ik tussendoor twee weken in Nederland was en jullie dus persoonlijk heb gezien en gesproken. Maar ook dat is alweer bijna een maand geleden. Het blijft bijzonder hoe snel de tijd kan gaan als er niets gebeurt en de dagen als vanzelf in elkaar verglijden.
Het is hier stil en kil en grijs, al sinds ik mijn vorige stukje schreef. Misschien is daardoor dit stukje ook een beetje stil en beschouwend. Volgende keer is het lente en dan zal het een stuk levendiger en kleuriger zijn, denk ik.


Terug aangekomen op de heuvel merkte ik dat mijn leven zo verwachtingsloos geworden was als maar mogelijk. De aanloop naar mijn reisje naar Nederland was druk gevuld met het werken aan de meubels die mee moesten en natuurlijk leverde het feit dat ik jullie weer zou gaan zien en omhelzen ook verwachtingen op. Maar hier teruggekomen waren de verwachtingen een beetje op. De verwachte lente bleef uit en verder was er niet meer zo veel. Het leven leeft zichzelf.

Het zou volgens de boeddhistische leer een gelukzalige toestand op moeten leveren, want lijden heeft een directe relatie met verwachtingen. Met name met verwachtingen die niet uitkomen. Ga maar eens bij jezelf na als je ergens ontevreden over bent. Je werk is niet zo leuk als je verwachtte of het weer valt tegen, je hond gaat dood, je buurman doet raar en je dochter komt met een verkeerde man thuis. Het zijn allemaal teleurstellingen omdat de realiteit zich niet wenst te ontplooien zoals jij verwacht had.

De mate waarin we daardoor ongelukkig worden hangt samen met het vertrouwen dat we hebben. Als je verwacht dat het een mooie zomer wordt en het wordt in plaats daarvan lekker kwakkelen, dan valt dat tegen, maar er zijn maar weinig mensen die daardoor hun hele leven in zien storten. Dat komt omdat we weinig vertrouwen in het weer hebben, of liever: in onze weersverwachting.

Gek genoeg hebben we vooral vertrouwen in andere mensen. Ik weet dat poes Suus, onze opportunistische mee-eter, de ene keer helemaal verliefd bij Ton in bed ligt en vervolgens weken lang niet van het kussentje op mijn bank af te krijgen is. Suus is onbetrouwbaar en dat accepteer ik. Maar mensen, met name mensen waarmee ik een relatie heb die belangrijk is, die vertrouw ik. En bijna onontkoombaar ontstaan over die mensen verwachtingen.
En dat terwijl mensen de meest grillige wezens zijn die er op de wereld rondlopen, dus alle verwachtingen die ik over mensen heb kunnen zomaar teleurgesteld worden. En dat doet pijn.

Vooral als er liefde bij komt kijken lopen de verwachtingen en het vertrouwen hoog op. En als dat vertrouwen dan onterecht blijkt en de verwachtingen komen niet uit, dan is het lijden groot. Iedereen die een verbroken relatie heeft meegemaakt heeft ervaren hoeveel pijn dat doet en hoe ontregeld je leven kan zijn. En hoe langer de relatie duurt, hoe sterker het vertrouwen en hoe steviger de verwachting. En hoe groter de ontreddering.

Misschien moeten we maar ophouden met vertrouwen hebben dan? Gelukkig vinden we dat als mens heel erg moeilijk. Ik heb er eens op gelet hoeveel vertrouwen mensen hebben in elkaar, zelfs als we elkaar nauwelijks kennen. Een paar voorbeelden:

- Danielle mijn lerares Frans liet mij de tweede dag dat ik bij haar logeerde alleen in haar huis. En over twee weken gaat ze een paar weken naar zuid-Amerika en laat ze mij voor haar huis en haar dieren zorgen. Terwijl ze me nauwelijks kent.
- Ik ben een serie blogs aan het vertalen voor een Amerikaanse schrijver, die me zelfs nog nooit gesproken heeft en me alleen kent als een email-adres. Hij vertrouwt er op dat ik zijn blogs netjes in het Nederlands vertaal en niet opeens in coprolalie losbarst.
- Vorige maand heb ik tientallen uren door het verkeer heen zitten sturen, in het volledige vertrouwen dat de volstrekt onbekende tegenliggers netjes op hun stukje van de weg bleven rijden.

En als mensen ons teleurstellen in het gegeven vertrouwen, dan blijft er altijd nog het vertrouwen in het leven. Het leven zit vol met mensen die op dat moment wél te vertrouwen zijn. Vertrouw er maar op dat het goed komt, ook als er dingen gebeuren die je nooit had verwacht, ook als je vertrouwen ernstig is beschadigd. Het kan een hele tijd duren, maar het komt uiteindelijk altijd weer goed, daar ben ik van overtuigd. Gewoon adem blijven halen en dan komt er een moment dat de teleurstelling over de niet uitgekomen verwachting is weggesleten en er weer mooie nieuwe verwachtingen voor in de plaats komen, die niet beschaamd worden. Het wordt altijd weer lente.


Dus ik heb alle reden om blij te zijn met het afwezig zijn van verwachtingen, zou je zeggen. Geen verwachtingen, geen teleurstelling, geen pijn. Als ik dat probeer na te voelen klopt dat wel. Ik voel me tevreden. Niet hemelhoog juichend gelukkig, maar wel tevreden.
Maar het voelt ook wat leeg, wat doelloos, die verwachtingloosheid. En het is grappig om te zien hoe mijn hoofd het gebrek aan verwachting bijna iedere dag probeert in te vullen. Misschien moet ik wel naar Afrika of in ieder geval een paar maanden naar Nepal, suggereert het. Of toch maar een baantje zoeken in Nederland, nu programmeurs zo geliefd zijn, dan ben ik ook weer dichter bij alle lieve mensen daar. Of nu toch maar eens een grote wandeltrektocht doen of op de fiets naar Shanghai. Allemaal plannen met daaraan gekoppelde verwachtingen.
Ik trap er niet in. Ik blijf voorlopig lekker hier, vertrouwend op de lang verwachte lente.





zaterdag 9 januari 2016

Nieuwjaarsoverpeinzingen

De titel van dit stukje scoort goed op Wordfeud. Want behalve programmeren en meubels maken speel ik ook Wordfeud. Voor wie het niet kent: het is een soort scrabblen op je telefoon.
Ik doe de laatste maanden de competitie variant, waarbij je zeven potjes moet spelen tegen onbekende mensen. Wie het beste resultaat heeft promoveert naar een hogere divisie. Ik ben van divisie tien nu op de rand van divisie zes terecht gekomen; niet omdat ik nu zo goed woorden kan verzinnen, maar vooral omdat ik alle gekke niet bestaande woorden kan onthouden die wel goedgekeurd worden in Wordfeud. Om er een paar te noemen:
bov, ri, tonk, dux, fox, crus, aanstoven, weerkom, tijge, fep, onk, naft, nix en zo kan ik nog wel even doorgaan. En ik speel echt in het Nederlands, niet in het Roemeens ofzo.
Het leuke van Wordfeud is dat je er ook met je tegenstander kunt praten of eigenlijk is het meer SMSen. En soms levert dat tussen de woordjes door ook leuke zinnetjes. Ik ga binnenkort pintjes drinken met een Antwerpse Wordfeud vriendin die ik nog nooit heb ontmoet, hoe hip is dat.


Maar daar wilde ik het helemaal niet over hebben. Als eerste wil ik jullie allemaal een nieuw jaar wensen. Echt fonkelnieuw, wat mij betreft. Wij hebben hier tijdens de jaarwisseling al onze oude gedachten, frustraties, verwachtingen en sores in het kampvuur gegooid. Niet echt natuurlijk, maar zogenaamd. En vervolgens is het gaan regenen en dat doet het nu nog. De natuur wil ook met een nieuw schoon en fris jaar beginnen.

Het nieuwe jaar bestaat voor mij vooral uit cijfertjes, tot nu toe. Facturen, belastingen, boekhouding voor de stichting Kinderen van Kathmandu. Ook op de kale heuvel in Frankrijk ontkom je er niet aan. Tijdens al dat cijferen realiseerde ik me opeens dat het allemaal over geld ging. We administreren ons suf, maar voornamelijk dingen die met geld te maken hebben.
Er is nog nooit een boekhouder geweest die een balans heeft bijgehouden van het aantal schouderklopjes dat hij heeft uitgedeeld en ontvangen. Ook knuffels, zoenen, schaterlachen, gelukwensen, tranen, glimlachen en verleidelijke oogopslagen worden niet bijgehouden. Geld moet dus wel heel belangrijk zijn.
Maar wat is nu eigenlijk belangrijk in een mensenleven? Als ik afga op de gelukwensen die rond de jaarwisseling worden rondgestrooid gaat het vooral om geluk en gezondheid. Tussen gezondheid en geld is wel een relatie, daar weten de medisch specialisten en de farmaceutische industrie meer over te vertellen.
Maar geluk en geld? Tegenwoordig kun je geluk-kunde studeren. Kijk maar hier, als je me niet gelooft. Gewoon van achter je computer en nog gratis ook.
Volgens wetenschappers heeft geluk voornamelijk te maken met twee dingen: of je je verbonden voelt met andere mensen en of je iets bijdraagt aan een "groter goed". Dat zijn allebei dingen die zonder geld te realiseren zijn. Dus geld is misschien helemaal niet zo belangrijk voor geluk. Of zou dat alleen gelden voor verwende westerse mensen zoals ik, die zich nooit zorgen hoeven te maken over een dak boven hun hoofd en brood op de plank?
Waar ik in de afgelopen weken in ieder geval wel gelukkig van werd was het bezoek van mijn kinderen.


Als je gekke dingen doet met je haar....
...kan het slecht met je aflopen.





















Wat me ook overkwam tijdens de eerste dagen van het nieuwe jaar was dat ik iets moest slopen. Iets kapot maken. Nu doe ik dat al niet graag, maar dit was iets dat ik zelf gebouwd had. Het ging gelukkig om iets in een computerprogramma, dat geeft minder rommel als je het sloopt. En ik werd voor de sloopwerkzaamheden ook nog betaald, dus wat is het probleem.
Het slopen van iets dat ik zelf gemaakt heb roept een enorme weerstand in mij op. Ik heb in de loop van mijn leven zo eens rondgevraagd hoe andere mensen dat ervaren en bijna zonder uitzondering vindt iedereen dat vervelend. Een schilder die net een deur rood heeft geverfd en vervolgens diezelfde deur blauw moet verven heeft daar moeite mee. Een bouwvakker die zijn net gemetselde muurtje moet afbreken vindt dat heel erg niet fijn.
Ik heb samen met huisgenoot Ton geprobeerd er achter te komen hoe dat nu precies zit. Als die schilder niet zelf die deur rood heeft geschilderd, maar het is door iemand anders gedaan, vindt hij het al minder erg. En als die deur tien jaar geleden door hemzelf rood is geschilderd en nu blauw moet worden vindt hij het waarschijnlijk helemaal niet erg.
Wij kwamen tot de conclusie dat het te maken heeft met het gevoel dat je iets nuttigs hebt gedaan. Een soort erkenning van je werk. Als ik vandaag een deur blauw moet verven die ik gisteren rood heb geverfd is de weerstand eigenlijk niet tegen de nieuwe klus, maar uit teleurstelling dat de vorige klus blijkbaar niet goed is geweest. Ik denk dat dat ook bijdraagt aan een gevoel van geluk: voelen dat wat je doet op een of andere manier nuttig is. Dat andere mensen het waarderen en het niet de volgende dag al over willen schilderen.

Ik ben daarom blij met de reacties die ik heb ontvangen over mijn meubels. Er zijn zelfs al zoveel opdrachten binnen gekomen (zelfs al betaalde) dat er een opschietgevoel is opgedoken. Alles moet wel af zijn als ik over drie weken in mijn trouwe bakbeest naar Nederland kom kruipen. Gelukkig is het een licht opschietgevoel, dat nog geen stress met zich meebrengt.



Dat wens ik jullie ook allemaal nog voor het nieuwe jaar: geen stress. En dreigt dat er toch van te komen, kom dan rustig een weekje hier op de heuvel zitten. Er gebeurt zo weinig dat je stress van verveling de benen neemt.