dinsdag 25 oktober 2016

Adreswijziging

Het valt niet altijd mee om je te handhaven tussen de bureaucratische structuren van een nieuw land. Ik hou niet van bureaucratie en wil daarom ook liefst zo min mogelijk weten over regels. Dan kan ik overtuigend doen alsof mijn neus bloedt, als ik aangesproken wordt op een bureaucratische misser.
Liesbeth heeft een tijdje gewerkt als coach voor naar Frankrijk immigrerende Nederlanders. Zij weet daardoor helaas alle regels. Toegegeven, soms is dat ook erg handig.

De tijd die ik op Sablou doorbracht ben ik vooral een toerist met een bloedende neus geweest. Maar toen ik met Ton in een eigen huurhuis ging wonen, moesten we er aan geloven. Er moesten contracten gesloten worden met elektra-, water- en internetbedrijven en dus formulieren worden ingevuld en ondertekend.

Bij het bewijzen van je goeder trouw spelen in Frankrijk twee zaken een belangrijke rol.
Het ene is het bewijs van bewoning. Frankrijk heeft gek genoeg geen burgerlijke stand. Dat je ergens woont is pas afdoende bewezen als je een afschrift kunt laten zien van een rekening van een elektriciteitsmaatschappij of van een vaste telefoonverbinding. Zo lang je dus nog geen factuur van je elektriciteit hebt, kun je bijna nergens terecht.

Het andere bewijs is de zogenaamde RIB, het bewijs van je bankrekeningnummer. Die rib moet je laten zien als je bijvoorbeeld elektriciteit aan wilt vragen. Dus moet je eerst een bankrekening openen. En bij de bank willen ze graag een bewijs van bewoning, voor ze een rekening voor je openen, ofwel een elektriciteitsrekening die je nog niet hebt, omdat je geen bankrekening hebt. Een typisch geval van kip en ei of kastje en muur.

In Beaulieu konden Ton en ik deze patstelling doorbreken doordat de vrouw van onze huisbaas bij de bank werkte. Zij kon verklaren dat het wel goed zat met ons en onze bewoning, waarop de bankrekening werd geopend. Daarvoor moesten we wel op spreekuur komen bij een meneer die ons fors ondervroeg over of we getrouwd waren, al dan niet met elkaar, hoeveel kinderen en van welke leeftijd, wat voor inkomen we dit jaar dachten te verwerven en hoeveel we -ongeveer- uit gingen geven.
In ruil daarvoor kregen we een rekening waarop we geld konden storten en via internet kijken hoe dat op de rekening stond te staan. Verder kregen we het in Frankrijk heilige chequeboek en konden we via automatische overschrijving geld van onze rekening af laten halen, door bijvoorbeeld de elektriciteitsmaatschappij. Rood staan was onmogelijk, geld overboeken op een andere rekening kon ook niet en pinnen werd ook moeilijk, want we hadden geen pas. Tot zo ver de gratis dienstverlening van de Franse banken
Alles verliep goed. Van mijn rekening werd ons water betaald en dat ging keurig automatisch iedere maand. Ik keek via internet zo nu en dan mee en zag dat het goed was.

Na mijn verhuizing vond ik echter dat mijn adres niet meer klopte. Ik logde vol goede moed in om dat eens te gaan aanpassen, maar helaas. Zo maar je adres aanpassen, dat kon niet. Ik moest bellen met een vriendelijk dame, maar ook zij kon mijn adres niet aanpassen. Ze kon wel een afspraak maken met iemand op een kantoor, die mij verder kon helpen. De afspraak was over twee weken.

Het is twee weken later. In vrolijke stemming omdat ik niet ben verdwaald loop ik het bankkantoor binnen in een klein plaatsje dat als regionaal hoofdkwartier fungeert. De dichtstbijzijnde plaats voor tanken, de supermarkt, de doe-het-zelf winkel, de snackbar en blijkbaar ook de bank.
Achter de verlaten balie zit een dame, in overleg met een man in een pak naast haar. Ik ben na ruim twee jaar inmiddels zo ingeburgerd dat ik beleefd wacht tot men zich tot mij richt. Men is in dit geval de zittende vrouw, want de pakman loopt naar een kantoortje achterin het pand.
Ik vertel de mevrouw dat ik om tien uur een afspraak heb om mijn adres te wijzigen en kijk daarbij zoekend om me heen. Ah, daar hangt een klok en hij geeft precies tien uur aan. "O, dat is een afspraak met mij", roept meneer Pakman, die blijkbaar mee heeft geluisterd. Ik maak al aanstalten om door te lopen naar het kantoortje. De tijd en de personen voor de bijeenkomst kloppen, dus waar wachten we nog op!
Waar we precies op wachten is me niet duidelijk, maar ik moet nog maar even op de wachtstoel gaan zitten zegt de dame. Dankzij de klok zie ik dat ik tien minuten moet wachten. In de tussentijd is meneer Pakman verdwenen door een deur naast zijn bureau, waaruit hij gelukkig ook weer tevoorschijn komt. Ik mag aantreden, geeft hij me te kennen. Wanneer ik langs de deur kom waarachter hij tien minuten heeft verpoosd geeft de kwaliteit van de lucht overduidelijk aan waarom hij nog tien minuten nodig had. Als ik zijn hand schud, voelt deze niet fris en zepig aan, wat dan weer jammer is.

Het veranderen van je adres is geen zaak die je licht moet opvatten, blijkt al snel. Meneer Pakman vraagt of ik mij kan legitimeren, wat ik gelukkig kan. Mijn paspoort wordt uitgebreid gefotokopieerd. Niet alleen de pagina waarop ik uitdrukkelijk niet mijn tanden laat zien, maar ook de voorkant van het paspoort en de pagina met vage standaardinformatie daarna. Wanneer hij aanstalten maakt om de volledig lege pagina's met visa-mogelijkheid te gaan kopiëren, stel ik hem gerust dat die allemaal leeg zijn. Dat stuit gelukkig zijn kopieerdrift. Er gaat een nietje door mijn tandeloze glimlach en de kopietjes verdwijnen in een dossiermap. Zo'n echte van een soort geel-beige.


Of ik vervolgens mijn bewijs van bewoning wil produceren. Oeps! Toch niet zo goed ingeburgerd, ik heb geen bewoonbewijs meegenomen! Vooral omdat ik geen elektriciteitsrekening heb, want mijn huisbaas betaalt de elektra. En een vaste telefoon heb ik ook al niet. Ik bied aan binnen afzienbare tijd mijn huurcontract en de factuur van mijn internetaansluiting te komen brengen. Meneer Pakman vind dat een creatieve geste, al twijfelt hij of het voldoende zal zijn. Blijkbaar is er nog een baas van meneer Pakman die beoordeelt of het bewijs van verhuizing wel overtuigend is. Ach, in het ergste geval wijzigen ze mijn adres niet. Ik heb toch geen recht op papieren afschriften met die gratis rekening.
Na het invullen, dubbel stempelen en ondertekenen van een formulier in tweevoud was de transactie beslecht. Ik was verhuisd, als ik tenminste de bewijsstukken na zou zenden.

Meneer Pakman was nog niet met mij klaar. Net als bij het afsluiten van de rekening werd ik ondervraagd op seksuele voorkeur, allergieën en politiek stemgedrag en of mijn kinderen zich een beetje fatsoenlijk ontwikkelden. Bovendien merkte meneer Pakman minzaam op dat ik niet zo veel deed met mijn bankrekening en of dat zo zou blijven.
Ik heb hem verzekerd dat ik grote plannen had voor het nieuwe jaar, als mijn nieuwe huis was ingericht en mijn adreswijziging rond was. Daarna ging hij een envelop voor me zoeken om de bewijsdocumenten te kunnen posten, wat dan wel weer lief was. Daar was hij weer 10 minuten voor aan het rommelen, in het vertrek tegenover het kleine kamertje waar hij eerder was. Daarna moest ook de dame van de balie er nog aan te pas komen en bleek het voorgedrukte adres niet te kloppen, zodat er gestempeld en doorgestreept en verbeterd moest worden.

Trots als een pauw liep ik het kantoor uit. Weer een overwinning van de burger op de bureaucratie. Het kost twee uur en een paar liter benzine, maar nu was mijn adres toch echt gewijzigd. Bij de bank, tenminste. Nu nog die zeven andere instanties...

P.S. Toen ik zojuist -drie dagen later- inlogde op mijn bankrekening, zag ik dat mijn adres nog niet gewijzigd was. Het gaat vast in orde komen. Toch?

dinsdag 18 oktober 2016

Het bakje van Annie in de kast van Marthe

In de Franse Auvergne ligt het gehucht Aurouer. Het dorpje heeft nu nog maar een stuk of tien permanente bewoners. Het valt onder de gemeente La Chabanne, waar de kerk staat en wel tweehonderd mensen wonen.
Zeventig jaar geleden was Aurouer een dicht bevolkt dorp, met veel meer huizen dan er nu staan. Er woonden boeren, van het keutertype, die in de winter klompen maakten zoals alle boeren uit de streek. Voor die klompen kwamen ze zelfs uit Bretagne, zo goed waren ze.

Aurouer, daar tussen de bomen
In die tijd woonde Marthe in Aurouer. Ze was met een Gay getrouwd, een bekende familie uit de streek. In die tijd kon je nog gewoon Gay heten, zonder dat iedereen ging gniffelen. Naast de Gays had je nog een handjevol families. Heel veel verschillende achternamen vond je niet terug op het kerkhof van La Chabanne. Naast het huis van Marthe stond het boerderijtje van de Chambonnieres. En de Chambonnieres hadden een dochter, Annie. Annie was van dezelfde leeftijd als de zoons van Marthe.

Zowel die zoons als Annie trokken weg uit Aurouer, naar de grote steden: Vichy, Roanne of zelfs Clermont-Ferrand. Daar bruiste het leven meer dan in de landelijke omgeving van Aurouer. Marthe bleef. Ze kende niet anders dan Aurouer en La Chabanne en je had er alles wat een mens nodig had.
Marthe bleef zó lang dat ze de jongelui weer terug zag komen. Niet meer zo jong en een beetje moe van de drukte van de grote stad, kwamen ze terug naar Aurouer om de vakanties door te brengen. De huisjes in Aurouer werden geërfd door de jongere generatie, die er vakantiehuisjes van maakten.

Het bracht weer wat leven in het dorp, maar ook stadse invloeden waar Marthe het niet zo op had. Neem nu Annie. Bij het inrichten van haar ouderlijk huis als vakantiehuisje had ze het goede aardewerk zo maar weg gedaan en vervangen door nieuw. Terwijl het oude nog prima was.
Het nieuwe servies had streepjes in felle kleuren. Aanstellerij waar je snel weer op uitgekeken was, vond Marthe. In haar keukenkast geen polonaise.

Toch is het zo dat nu een deel van dat servies met die streepjes in de fraaie jaren zeventig kast van Marthe staat.



Hoe dat bakje daar terecht is gekomen, dat heeft te maken met mijn avonturen van het afgelopen halfjaar.

In april was ik nog op de schapen van Daniëlle aan het passen en schreef ik jullie over Kareltje. Er was toen al een bezoek aan de Auvergne gepland, omdat ik een Nederlandse dame had ontmoet, Liesbeth, die hulp nodig had bij de verbouwing van haar nieuwe huis in de Auvergne.
Ik was geïnteresseerd in de Auvergne omdat ik het een mooie streek vind en de huizenprijzen er zodanig laag zijn, dat ik er met de schamele inhoud van mijn spaarpot nog wel iets kon kopen.
De plannen die ik had om samen met Ton een boerenerf te gaan bevolken kwamen niet echt van de grond, dus ik wilde me wel oriënteren op iets anders.


Ik ben in mei met camper en al naar de Auvergne getogen, heb kunnen zien hoe Liesbeth de koopakte  van haar huis ondertekende bij de Franse notaris en ben daarna mee gegaan naar het huis van de verkopende dame, die Annie heette. Annie was op leeftijd en deed haar "maison secondaire" van de hand. Sinds ze weduwe was, was de lol er een beetje af en de kinderen waren ook niet geïnteresseerd. Maar het was wel haar ouderlijk huis geweest, dus het deed haar wel iets.
Annie had het huis niet volledig ontruimd, bleek toen we aankwamen bij Liesbeths nieuwe eigendom. Er stonden nog monumentale kasten en bedden van 1,15 m breed en 1,80 m lang. Ooit was dat voldoende voor twee volwassenen, nu kon ik er net diagonaal in mijn eentje in. En een boel servies, waaronder vrolijke bakjes en bekers met streepjes. Liesbeth wilde schoon schip, dus ik kreeg die bakjes en bekers.

Het huis van Liesbeth
In mei ben ik hard aan het werk gegaan in het huis van Liesbeth. Er was veel te klussen en tussendoor hadden we het gezellig. Maar uiteindelijk ben ik in juni toch weer in de auto gestapt om terug te gaan naar Ton en Suus. Het gestreepte servies ging uiteraard mee.

De badkamer die ik had gebouwd was nog niet helemaal af, dus een paar weken later ging ik terug om hem te vervolmaken. 
Ik ontmoette toen Bernard (spreek uit als "Bernaar"), die de eigenaar was van ook zo'n leuk huisje, vijftig meter rechts van het huis van Liesbeth. Dat huisje was van zijn ouders geweest en stond nu leeg omdat zijn moeder Marthe niet zo lang geleden overleden was. Bernard wilde het gaan opknappen, maar had een slechte knie waardoor het er niet van kwam.
Het leek me wel een leuk idee om in het huisje te gaan wonen. Dat het nog helemaal in de stijl van de jaren zeventig was, vond ik niet zo'n probleem. Er was elektriciteit, water en verwarming en ik kon tijdens het wonen wel een beetje op gaan knappen, dacht ik.

Na een maandje nadenken vond Bernard het wel een goed idee. We spraken af dat ik per 1 september het huisje zou gaan huren, tegen een prijs waar je in Utrecht nog geen garage voor huurt.
En zo gebeurde het. Eind augustus ben ik met mijn verhuiswagenpark (een Suzuki Alto en een camper van 36 jaar oud) heen en weer gaan rijden tussen de Correze en de Auvergne. Het waren veel kilometers en barre tochten, met banden die op knappen stonden en koelsystemen die het opgaven. Maar half september was alles over, inclusief het vrolijk gekleurde servies van Annie, dat uiteraard een plekje kreeg in de mooie jaren zeventig kast van Marthe.

Het huis van Bernard, waar ik nu woon.
Dus woon ik hier nu al anderhalve maand, op kruipafstand van een hele leuke buurvrouw waar ik regelmatig samen mee eet, praat, film kijk en allerlei andere dingen doe die mensen doen als ze elkaar aardig vinden. Het leven hier bevalt me prima, mede omdat ik sinds een week zelf een internetaansluiting heb. De draad hing er al, zoals je op de foto kunt zien, maar er kwam anderhalve maand lang niets doorheen.

De komende weken zal ik wat meer vertellen over het huis en het dorp en de mensen die er wonen enzo. Het heet Aurouer, maar dat had je vast al begrepen.

Er komen ongetwijfeld ook bespiegelingen over het leven tussendoor, dat kan ik ook niet helpen. Ik vind het fijn om weer te schrijven en ik ben blij dat je naar me hebt geluisterd. Tot snel!

Trouwens, Annie en Marthe zijn echt buren geweest in Aurouer, maar wat Marthe vond van het gestreepte servies van Annie heb ik helemaal zelf verzonnen. Marthe was een lieve zachtaardige vrouw, heb ik uit de verhalen begrepen, dus misschien heb ik haar iets te streng gemaakt.