maandag 29 juli 2013
Thuis
Waar is thuis? Thuis hoort toch één vaste plaats te zijn eigenlijk. De plaats waar je je op je gemak voelt, geborgen en onder mensen die je vertrouwt en waar je van houdt. Waar je je schoenen uit kan doen en je maskers aan de kapstok hangt en diep uitademt.
Ik was thuis. Thuis in Nederland bedoel ik, in Utrecht, op mijn vertrouwde plekje aan het kanaal waar ik al 17 jaar naar de langsvarende schepen kijk en waar mijn schoenen staan. Maar het voelde vreemd, op een of andere manier. Het hielp dat ik Minke en Jop heb gezien, de twee mensen bij wie ik me het meeste thuis voel. Maar ik sliep op een vreemde plaats, op zolder in plaats van in mijn eigen bed, omdat een Iraanse vriend tijdelijk mijn plek in huis had overgenomen. En het was vooral vreemd omdat ik voelde dat het maar voor een week was en ik daarna weer af zou reizen naar Val Sinestra.
Ook de toestand van huis en tuin werkte vervreemdend. Ik moest me met een kapmes een weg banen door de druivenranken om de achterdeur te bereiken. De huidige bewoners waren al opgehouden via de achterdeur het huis te verlaten. Eén van de tuinstoelen was aan de grond vastgegroeid door het woekerend onkruid en eigenlijk was er maar een vierkante meter met een stoel die begaanbaar was. Jop z'n plekje, begreep ik later.
Binnenshuis rook het naar dode muis. Na een speurtocht bleek het geen muis te zijn, maar een ding met haar dat ooit een sinasappel was geweest, maar die nu al lang het Nirwana had bereikt en bezig was in een andere vorm terug te komen op aarde.
Naast schoonmaken enzo was de week was vooral gevuld met bijpraten op een zonnig terras op het Ledig Erf, dat op mooie dagen een behoorlijk Vollig Erf is. Het bijpraten was van mijn kant een verhaal dat ik mezelf steeds weer hoorde vertellen, met dezelfde anecdotes en gebeurtenissen. En door dat vertellen bleef ik in gedachten toch vooral in Zwitserland.
Daar kwam nog bij dat ik iemand ontmoette die ik had leren kennen in Val Sinestra. Twee werelden die door elkaar begonnen te lopen.
Jop reed met vriend Seb met me mee terug naar Zwitserland, in de 33 jaar oude camper die ik had gekocht. Seb nam zo nu en dan het stuur over en op het bed achterin liggend kon ik dan de cabine inkijken. Ik realiseerde me dat die twee grote kerels die de camper door Duitsland heen stuurden, de één achter het stuur, de ander kaartlezend, nog maar 5 jaar daarvoor pubertjes waren die als jonge veulens over het frisbee-veld draafden. Dat gaf wel een mooi gevoel. Het stokje is doorgegeven.
Weer in Zwitserland voelde ik me eigenlijk meer thuis dan in Utrecht. Mijn collega-familie was er nog als de week ervoor, mijn kamertjes wachtten op me en ik kon me weer eens lekker opsluiten achter mijn computer. Jop en Seb namen de andere auto mee voor een road-trip door Italië en Frankrijk.
Inmiddels was er een oude vertrouwde vriendin aangekomen in Zwitserland voor een weekje. Nog meer vermenging van werelden. Ook hier blijft voor mij een kunst om m'n aandacht te verdelen tussen werk en vrienden. En omdat de betreffende vriendin ook nog eens kritisch was op een aantal dingen in en om het hotel, werd mijn loyaliteit aardig op de proef gesteld. Ik ben trots op deze plaats en op het team dat wekelijks voor veel mensen een mooie vakantie verzorgt. Maar ik wil ook geen steeds terugkerende discussie met een dierbare vriendin. En tenslotte voel ik me er half verantwoordelijk voor dat zij een leuke vakantie heeft.
Inmiddels is de volgende groep gasten weer gearriveerd. Geen 'bezoek' voor mij in deze lichting, dus ik ben hard aan het werk geweest om computers en internetapparaten op te voeden de afgelopen dagen. Komende donderdag komt er weer een stukje Utrecht meebeleven hoe het hier is en komt Jop de auto terugbrengen. Een week later zijn zij allemaal weer weg, maar ik blijf nog even hier. Gewoon thuis.
zaterdag 6 juli 2013
Kampvuur
Ik ben een kind van de jaren '70. De wereld ademde in na de tweede wereldoorlog en hield de adem in over de koude dreiging tussen Amerika en de Sovjet Unie. De power flowers waren een beetje uitgebloeid en hoewel we er van overtuigd waren dat all you need is love, lag die liefde niet voor het opscheppen.
De hippie generatie was zich op aan het maken om baby-boomer te worden en de droom die zij achterlieten mochten wij gaan realiseren. En dus waren we idealistisch, strijdbaar en solidair. Het leven was inmiddels rijk genoeg om solidair te kunnen zijn. Auto's en wasmachines waren geen doel meer in het leven, maar een vanzelfsprekendheid en de wereld moest nodig gered worden van de politieke spelletjes van de machthebbers.
Twintig jaar later was ik het contact met de jongere generaties kwijt. En hoewel ook mijn eigen idealisme was ingeruild voor een koophuis en iets met computers, bekeek ik met misprijzen de generaties X en Y, de patat- en de achterbankgeneratie, die autorijden als een recht gingen beschouwen en spelcomputers wilden en twee keer op vakantie en zo veel mogelijk Amerikaanse consumptie. 'All you need is love' werd 'I want it all and I want it now', zonder er er echt iets voor te doen.
En voor me uit liepen de vijftigers, de verfoeide na-oorlogse generatie die de flower power zonder moeite had ingeruild voor echte power. Mijn eigen generatiegenoten zonken ook weg in huisjes met boompjes en ik zag dat idealisme, strijdbaarheid en solidariteit oude versleten begrippen waren. Iets van vroeger, een echo van de jaren zestig. Zonder Berlijnse Muur en IJzeren Gordijn werd 'De Markt' het nieuwe idealisme. Kopen en verkopen en 'een reële kostprijs', openden de deur voor de graaiers van vandaag.
Nog tien jaar later waren we in de nieuwe eeuw geland. Voor mij was dat een nieuwe kennismaking met de generatie tussen de 20 en 25 jaar, toen ik weer ging studeren. En ik merkte dat al die achterbankers hele wijze mensjes waren. Ze waren groot geworden op de vrije markt en wilden ook alles, maar er leefde zeker ideeën over hoe de wereld moest veranderen.
Sindsdien blijf ik steeds in contact met die leeftijdsgroep, op één of andere manier. Op reis door Nieuw-Zeeland in een bus vol, weer op de universiteit, de laatste jaren als mijn eigen kinderen en ook hier in Zwitserland leef ik tussen de jonge mensen in mijn 'familie'. En het is fijn om te zien dat idealisme nog lang niet dood is. Het zijn geen barricadebeklimmers, deze jongeren. Het zijn realisten, die goed kijken waar hun eigen pad heen leidt en die afwegen op welke manier ze een beetje kunnen bijdragen aan een betere wereld.
Ik ben nu inmiddels zelf een vijftiger. Mijn generatie levert de regeringsleiders en topfunctionarissen. Na het mee-opvoeden van twee nieuwe mensen ligt de wereld nu voor me open en sta ik voor de vraag wat ik doe met mijn idealisme.
Klein houden, door hulpvaardig en vriendelijk te zijn en mensen om me heen te helpen? Of toch nog groot en meeslepend de wereld proberen te redden?
Het is mooi dat hier jonge mensen zijn waardoor ik me kan laten inspireren.
Goeie gesprekken bij het kampvuur leveren soms blogjes op.
Het leven is vurrukkelijk op het moment. De werkdruk is afgenomen, het aantal uren zon is toegenomen en ik heb een nieuwe bezigheid waarin ik uren op kan gaan: met mijn zakmes snijden in een stuk zeepsteen, in de zon met een flesje water en iets te eten binnen handbereik.
Bovendien ga ik volgend weekend mijn kinderen weer zien en blijf dan even in Nederland. Mochten de stukjes kaaskop wat onregelmatig worden geserveerd de komende weken, dan weten jullie waar het aan ligt.
De hippie generatie was zich op aan het maken om baby-boomer te worden en de droom die zij achterlieten mochten wij gaan realiseren. En dus waren we idealistisch, strijdbaar en solidair. Het leven was inmiddels rijk genoeg om solidair te kunnen zijn. Auto's en wasmachines waren geen doel meer in het leven, maar een vanzelfsprekendheid en de wereld moest nodig gered worden van de politieke spelletjes van de machthebbers.
Twintig jaar later was ik het contact met de jongere generaties kwijt. En hoewel ook mijn eigen idealisme was ingeruild voor een koophuis en iets met computers, bekeek ik met misprijzen de generaties X en Y, de patat- en de achterbankgeneratie, die autorijden als een recht gingen beschouwen en spelcomputers wilden en twee keer op vakantie en zo veel mogelijk Amerikaanse consumptie. 'All you need is love' werd 'I want it all and I want it now', zonder er er echt iets voor te doen.
En voor me uit liepen de vijftigers, de verfoeide na-oorlogse generatie die de flower power zonder moeite had ingeruild voor echte power. Mijn eigen generatiegenoten zonken ook weg in huisjes met boompjes en ik zag dat idealisme, strijdbaarheid en solidariteit oude versleten begrippen waren. Iets van vroeger, een echo van de jaren zestig. Zonder Berlijnse Muur en IJzeren Gordijn werd 'De Markt' het nieuwe idealisme. Kopen en verkopen en 'een reële kostprijs', openden de deur voor de graaiers van vandaag.
Nog tien jaar later waren we in de nieuwe eeuw geland. Voor mij was dat een nieuwe kennismaking met de generatie tussen de 20 en 25 jaar, toen ik weer ging studeren. En ik merkte dat al die achterbankers hele wijze mensjes waren. Ze waren groot geworden op de vrije markt en wilden ook alles, maar er leefde zeker ideeën over hoe de wereld moest veranderen.
Sindsdien blijf ik steeds in contact met die leeftijdsgroep, op één of andere manier. Op reis door Nieuw-Zeeland in een bus vol, weer op de universiteit, de laatste jaren als mijn eigen kinderen en ook hier in Zwitserland leef ik tussen de jonge mensen in mijn 'familie'. En het is fijn om te zien dat idealisme nog lang niet dood is. Het zijn geen barricadebeklimmers, deze jongeren. Het zijn realisten, die goed kijken waar hun eigen pad heen leidt en die afwegen op welke manier ze een beetje kunnen bijdragen aan een betere wereld.
Ik ben nu inmiddels zelf een vijftiger. Mijn generatie levert de regeringsleiders en topfunctionarissen. Na het mee-opvoeden van twee nieuwe mensen ligt de wereld nu voor me open en sta ik voor de vraag wat ik doe met mijn idealisme.
Klein houden, door hulpvaardig en vriendelijk te zijn en mensen om me heen te helpen? Of toch nog groot en meeslepend de wereld proberen te redden?
Het is mooi dat hier jonge mensen zijn waardoor ik me kan laten inspireren.
Goeie gesprekken bij het kampvuur leveren soms blogjes op.
Het leven is vurrukkelijk op het moment. De werkdruk is afgenomen, het aantal uren zon is toegenomen en ik heb een nieuwe bezigheid waarin ik uren op kan gaan: met mijn zakmes snijden in een stuk zeepsteen, in de zon met een flesje water en iets te eten binnen handbereik.
Bovendien ga ik volgend weekend mijn kinderen weer zien en blijf dan even in Nederland. Mochten de stukjes kaaskop wat onregelmatig worden geserveerd de komende weken, dan weten jullie waar het aan ligt.
maandag 1 juli 2013
Werk aan de winkel
Werken. Dat doen we hier allemaal in de familie. Over het algemeen werkt iedereen hier keihard. Mijn horeca ervaring is niet zo groot, dus ik weet niet of het normaal is om zo hard te werken in die branche, maar hier wordt stevig aangepoot. Dat komt met name omdat de Zwitserse werkweek 44 uur duurt. Arbeidstijdverkorting is langs Zwitserland heen gegaan, lijkt wel. Hard werken en veel verdienen is het motto.
Het salaris is dan ook hoog, voor mensen die salaris krijgen. Ik ben een KEI. Dat staat voor 'Kost En Inwoning' en dan krijg je dus geen salaris. Ik hoef dan ook minder hard te werken dan de rest van mijn collega's.
Het is grappig te zien hoe verschillend mensen omgaan met hard werken. Mijn collega Stubemeister Jan besteedt regelmatig veel tijd aan het blinkend schoonmaken van alle glazen, waardoor hij 's avonds langer dan zijn dienst door moet werken. Hij doet dat omdat hij het belangrijk vindt dat gasten een biertje in een schoon glas krijgen. Ik denk niet dat het veel gasten opvalt dat hun glas zo mooi gepoetst is, maar voor Jan is het deel van zijn beroep. Het zorgt ervoor dat hij trots is op zijn werk.
Een andere collega is zo hard aan het werk geweest dat ze twee dagen bij moest slapen. Twee etmalen, dus. Je zou zeggen dat ze beter wat rustiger aan had kunnen doen, maar als je in je eentje een restaurant draaiend moet houden met mensen die verwachten dat ze iets kunnen eten of drinken, is het lastig om rustig aan te doen.
Ik zit naast mijn activiteiten als barman regelmatig een computer te repareren of een gast te helpen met een onwillig mobieltje. Het hoort niet bij mijn taak, maar er zijn geen andere ICT-ers hier en 'nee' zeggen is dan lastig. En omdat het hemd nader is dan de rok komt mijn werk voor mijn Binc-klanten er soms door in de knel.
De knutselkei die hier rondloopt wordt regelmatig door de kachel wakker ge-SMSt. De kachel is modern en kan SMS-en als er een storing is. Daarbij houdt hij er geen rekening mee of het dag of nacht is.
We leven hier op onze werkplek, dat zorgt er ook voor dat het moeilijker is afstand te nemen. Als ik naar boven loop voor een kopje koffie en de afwaskeuken staat helemaal vol, zonder dat de dravende buffetbuffels tijd hebben om het weg te werken, dan is het moeilijk om met m'n koffie in de zon te gaan zitten. Met een half uurtje meewerken is de crisis weer achter de rug en dan smaakt de koffie nog lekkerder.
We werken met een relatief klein team en het werk komt hier in golven. Gasten komen en gaan in groepen. De ene dag zijn het er 50, de volgende dag 100. Het is lastig voor de planners en roostermakers om dat helemaal te voorzien, dus wordt er regelmatig beroep op je gedaan om de pieken op te vangen. Daarbij wordt niet gekeken of je fris als een hoentje bent of op je laatste benen loopt. Dat moet je zelf bewaken. 'Nee' leren zeggen kan dan geen kwaad. En gelukkig wordt dat 'nee' ook geaccepteerd.
Hard werken, maar niet zo hard dat het plezier er uit gaat. Dat ben ik hier aan het leren.
Het salaris is dan ook hoog, voor mensen die salaris krijgen. Ik ben een KEI. Dat staat voor 'Kost En Inwoning' en dan krijg je dus geen salaris. Ik hoef dan ook minder hard te werken dan de rest van mijn collega's.
Het is grappig te zien hoe verschillend mensen omgaan met hard werken. Mijn collega Stubemeister Jan besteedt regelmatig veel tijd aan het blinkend schoonmaken van alle glazen, waardoor hij 's avonds langer dan zijn dienst door moet werken. Hij doet dat omdat hij het belangrijk vindt dat gasten een biertje in een schoon glas krijgen. Ik denk niet dat het veel gasten opvalt dat hun glas zo mooi gepoetst is, maar voor Jan is het deel van zijn beroep. Het zorgt ervoor dat hij trots is op zijn werk.
Een andere collega is zo hard aan het werk geweest dat ze twee dagen bij moest slapen. Twee etmalen, dus. Je zou zeggen dat ze beter wat rustiger aan had kunnen doen, maar als je in je eentje een restaurant draaiend moet houden met mensen die verwachten dat ze iets kunnen eten of drinken, is het lastig om rustig aan te doen.
Ik zit naast mijn activiteiten als barman regelmatig een computer te repareren of een gast te helpen met een onwillig mobieltje. Het hoort niet bij mijn taak, maar er zijn geen andere ICT-ers hier en 'nee' zeggen is dan lastig. En omdat het hemd nader is dan de rok komt mijn werk voor mijn Binc-klanten er soms door in de knel.
De knutselkei die hier rondloopt wordt regelmatig door de kachel wakker ge-SMSt. De kachel is modern en kan SMS-en als er een storing is. Daarbij houdt hij er geen rekening mee of het dag of nacht is.
We leven hier op onze werkplek, dat zorgt er ook voor dat het moeilijker is afstand te nemen. Als ik naar boven loop voor een kopje koffie en de afwaskeuken staat helemaal vol, zonder dat de dravende buffetbuffels tijd hebben om het weg te werken, dan is het moeilijk om met m'n koffie in de zon te gaan zitten. Met een half uurtje meewerken is de crisis weer achter de rug en dan smaakt de koffie nog lekkerder.
We werken met een relatief klein team en het werk komt hier in golven. Gasten komen en gaan in groepen. De ene dag zijn het er 50, de volgende dag 100. Het is lastig voor de planners en roostermakers om dat helemaal te voorzien, dus wordt er regelmatig beroep op je gedaan om de pieken op te vangen. Daarbij wordt niet gekeken of je fris als een hoentje bent of op je laatste benen loopt. Dat moet je zelf bewaken. 'Nee' leren zeggen kan dan geen kwaad. En gelukkig wordt dat 'nee' ook geaccepteerd.
Hard werken, maar niet zo hard dat het plezier er uit gaat. Dat ben ik hier aan het leren.